Voorwoord

De vrije wil, een plezierige illusie

Prof. Dr. Dick F. Swaab

Het begrip ‘vrije wil’ houdt volgens een gangbare definitie in dat je onder dezelfde omstandig- heden ook een andere keuze had kunnen maken. Er bestaat geen twijfel over dat we het gevoel van ‘vrije wil’ hebben, dat we het gevoel hebben ons gedrag weloverwogen te sturen. Echter, zoals Sam Harris op een boeiende, toegankelijke en geestige manier in dit boek beschrijft, is het gevoel een vrije wil te hebben slechts een illusie. Vanuit mijn onderzoek van de ontwikkeling van onze hersenen kwam ik geleidelijk aan onder de indruk van de programmering van ons brein tijdens de vroege ontwikkeling, waardoor vele aspecten van ons gedrag voor de rest van ons leven worden vastgelegd en onze keuzemogelijkheden al vanaf het begin worden ingeperkt. Dat merken we ook in ons dagelijks leven: we kunnen bijvoorbeeld onze seksuele oriëntatie niet veranderen. Vervolgens werd uit experimenten duidelijk dat het idee, dat beslissingen waarvan we dachten dat we die weloverwogen en in volle vrijheid konden nemen, ook onjuist was.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw heerste het maakbaarheidsgeloof nog sterk. Iedereen kon alles worden, iedereen kon naar de universiteit als hij of zij zijn of haar best maar deed. Volgens de opvattingen van die tijd waren de stereotiepe gedragsverschillen in spelgedrag tussen jongens en meisjes ons opgedrongen door onze sociale omgeving. Ik twijfelde aan deze opvatting en mijn vrouw en ik hebben daarom veertig jaar geleden onze kinderen, een meisje en een jongen, systematisch allebei poppen en auto’s als speelgoed gegeven. Maar onze dochter speelde alleen met poppen en onze zoon had alleen belangstelling voor autootjes. Twee kinderen is echter te weinig voor een goede publicatie, dus waren we blij dat Alexander en Hines hetzelfde deden met aapjes. De vrouwtjesapen kozen bij voorkeur de poppen en gingen typisch moeder- lijk gedrag vertonen, terwijl de mannetjesapen meer interesse hadden voor het spelen met de autootjes. Meisjes die in de baarmoeder aan hoge spiegels manlijke hormonen waren blootgesteld kozen voor jongens- speelgoed. Een serie waarnemingen maakte duidelijk dat de preferentie voor speelgoed ons niet was opgedrongen door de maatschappij, maar in ons brein geprogrammeerd werd om ons op onze latere rol in de maatschappij voor te bereiden. Het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt gaat tientallen miljoenen jaren terug in onze evolutionaire geschiedenis en ligt vast in ons dna.

Vervolgens bleken ook vele andere eigenschappen tijdens de vroege ontwikkeling in ons brein te zijn vastgelegd. Onze genetische achtergrond bepaalt meer dan 80 procent van ons iq en globaal 50 procent van onze karaktereigenschappen. Vervolgens ontstaan er al voor de geboorte onomkeerbare structurele hersen- verschillen die ons gedrag permanent bepalen. ‘Neuroanatomy is destiny’. Onze genderidentiteit – het gevoel man of vrouw te zijn – en onze seksuele oriëntatie worden voor de geboorte in ons brein vastgelegd. Homoseksualiteit is dus geen lifestylekeuze, zoals indertijd werd gedacht. Ook of we ochtend- of avond- mens, neurotisch, psychotisch, agressief of antisociaal zijn en de mate van non-conformistisch gedrag dat we vertonen, de kans die we lopen op hersenziekten zoals schizofrenie, autisme, adhd, depressie en verslaving, bleken in onze vroege ontwikkeling te worden vastgelegd. We worden ook allemaal geboren met een bepaal- de mate van spiritualiteit. De omgeving bepaalt hoe onze spiritualiteit met religie of andere opvattingen – mogelijk zelfs met wetenschap – wordt ingevuld. Zijn we eenmaal volwassen, dan zijn er grote beperkingen aan de modificeerbaarheid van onze hersenen, en zijn wij dus niet vrij om te besluiten te veranderen van genderidentiteit, seksuele oriëntatie, het niveau van onze agressie, van karakter, religie of moedertaal.

Na de geboorte wordt vervolgens onze moedertaal in ons brein geprogrammeerd, wat invloed heeft op de structuur en functie van vele hersengebieden. Dit proces staat uitsluitend onder invloed van de taalomgeving; genetische factoren spelen hierbij geen rol. Vanaf de conceptie leidt iedere stap in onze hersenontwikkeling zo tot beperkingen in onze keuzemogelijkheden. Onze vrije keuzemogelijkheden worden ook ingeperkt door de morele regels die we nodig hebben om de maatschappij te laten functioneren. Uit het experimentele werk van onderzoekers als Frans de Waal betreffende apenmaatschappijen, blijkt dat de bouw- stenen van onze morele regels en gedragingen al aanwezig zijn bij de grote apen. Dit geldt bijvoorbeeld voor altruïsme, empathie, het incesttaboe, schaamte bij het overtreden van regels en angst voor straf. Dit betekent dat deze morele regels en gedragingen een evolutionaire, genetische basis hebben die al miljoenen jaren eerder dan de Bijbel en de kerken bestond. De bouw van onze hersenen die tijdens de ontwikkeling tot stand is gekomen bepaalt hun functie, hun reactie op wat er in de buitenwereld gebeurt. Met andere woorden, ‘wij zijn ons brein’.

Vervolgens blijken uit een reeks experimenten ook de schijnbare resterende vrije keuzemogelijkheden een illusie te zijn. We hebben allemaal het idee dat we vrij zijn, met een doel, met de mogelijkheid om vrije keuzes te maken. Maar ons overbelaste brein neemt voortdurend beslissingen door middel van onbewuste processen. De Harvard-psycholoog Dan Wegner heeft daarom voorgesteld om te spreken van een ‘onbewuste wil’, in plaats van een vrije wil. Het onbewuste brein neemt in een split second beslissingen op basis van wat er gaande is in onze omgeving – een proces waarvan de uitkomst wordt bepaald door de manier waarop onze hersenen zich hebben ontwikkeld en door wat we sindsdien geleerd hebben en in ons geheugen hebben opgeslagen.

Als eerste registreerde Benjamin Libet, een fysioloog uit San Francisco, bij een neurochirurgische patiënt dat er tijdens de operatie, die bij bewustzijn plaatsvond, een tijdsverschil zat tussen de elektrische stimulatie van het handgebied op de hersenschors en het moment dat de patiënt zich van de stimulus bewust werd. Ver- volgens liet hij in zijn beroemde experimenten zien dat wanneer ons lichaam prikkels ontvangt die net boven de drempel van het bewustzijn liggen, er een vertraging is van een halve seconde voordat onze hersenen deze prikkel bewust registreren. Zijn conclusie was dat aan de bewuste ervaring een halve seconde van onbewuste hersenactiviteit voorafgaat (de readiness potential) die de handeling in gang zet. Deze waarneming veroor- zaakte voor het eerst serieuze twijfel aan de mogelijk- heid uit vrije wil te handelen.

Libet heeft geponeerd dat er wellicht wel free won’t zou bestaan, oftewel de mogelijkheid om bewust de onbewust gestarte actie af te breken. Volgens hem zou hieraan geen hersenactiviteit vooraf hoeven gaan. Deze mogelijkheid kon echter experimenteel niet bevestigd

worden. Libets experimenten zijn fel bediscussieerd, maar uit recent onderzoek blijken er zelfs nog langere latenties tussen de hersenactiviteit en het bewustzijn te kunnen bestaan. Fried bestudeerde personen met geïmplanteerde elektroden in hun hersenen. Zijn experimenten toonden aan dat er al 1,5 seconde voordat de proefpersoon de bewuste beslissing nam om op een knop te drukken, activiteit in individuele neuronen optrad. Ongeveer 700 milliseconden hiervoor konden de onderzoekers deze beslissing met meer dan 80 procent nauwkeurigheid voorspellen.

In 2007 plaatste Haynes mensen in een functionele hersenscanner (fmri) met daarin een beeldscherm waarop in een flits opeenvolgende willekeurige letters werden getoond. De onderzoekers vroegen de proef- personen op een knop te drukken met ofwel hun rechter-, ofwel hun linkerwijsvinger, en wanneer ze de drang voelden om een knop in te drukken de letter te onthouden die op dat moment op het scherm werd getoond. De bewuste beslissing om op de knop te drukken werd ongeveer een seconde voor de feitelijke handeling gerapporteerd, maar het team ontdekte dat een patroon van hersenactiviteit de beslissing maar liefst zeven seconden eerder voorspelde. Lang voordat de proefpersonen zich bewust waren van de keuze die ze hadden gemaakt, hadden hun hersenen al onbewust tot deze keuze besloten.

Dit zijn experimenten waarbij de gebeurtenissen in de tijd gevolgd werden. Maar belangrijk is dat je kunt ook kunt ingrijpen in de keten van gebeurtenissen, waarmee causaliteit kan worden aangetoond. Tijdens een experiment moest men zo snel mogelijk een verlichte plek op een computerscherm aanraken. Een tiende van een seconde nadat het licht was verschenen, vuurden de hersenen van de proefpersoon een bericht naar de motorische hersenschors om de beweging te starten om de verlichte plek aan te raken. Indien de verwerking in de visuele hersenschors vervolgens werd onderbroken door een transcraniële magnetische puls, werd de actie perfect uitgevoerd, maar de persoon was zich er niet van bewust dat het scherm was opgelicht. Het bewustzijn komt dus niet alleen later, het is ook niet noodzakelijk om de taak goed uit te voeren.

Er wordt wel geringschattend gezegd, bijvoorbeeld door de ‘compatibilist’ Daniel Dennett, dat dit ‘slechts’ laboratoriumexperimenten zijn die ver van de dagelijkse werkelijkheid af staan, maar de experimenten die Victor Lamme beschrijft in zijn boek De vrije wil bestaat niet, bijvoorbeeld in relatie tot neuromarketing, maken duidelijke dat dit niet zo is.

Een bijzondere groep patiënten die informatie heeft gegenereerd over de wijze waarop onze beslissingen op onbewuste wijze tot stand komen zijn de split-brain- patiënten, die zijn bestudeerd door de Nobelprijs- winnaar Roger Sperry en zijn toenmalige student Michael Gazzaniga. Dit waren patiënten die een paar maal per week een ernstige epileptische aanval kregen die zich over het hele brein verspreidde, en daar enkele dagen van moesten bijkomen. Ze konden daardoor geen normaal leven meer leiden. Na het doorsnijden van de verbindingen tussen linker- en rechterhemisfeer (het corpus callosum en de commissura anterior), verminderde de epileptische activiteit bij deze patiënten met 60 tot 70 procent. Omdat de oogzenuwen voor 50 procent kruisen in het optisch chiasma, was het bij deze personen mogelijk alleen de linker- of rechter- hemisfeer van informatie te voorzien. De conclusie van hun experimenten was dat de rechterhersenhelft onbewust een beslissing neemt en vervolgens de linkerhersenhelft er een verhaaltje bij maakt, dat logisch lijkt maar niet noodzakelijkerwijze hoeft te kloppen. Hoewel dat verhaaltje pas wordt gemaakt nadát we het besluit genomen hebben, geeft dit ons wel de illusie dat we bewust zelf onze beslissingen nemen en keuzes maken, en dit maakt het ook zo moeilijk om te aan- vaarden dat experimenten laten zien dat het in werkelijkheid anders is. Hoewel ik dit allemaal weet en ook aan mijn studenten vertel, heb ook ik nog dagelijks plezier van deze illusie.

Onze hersenen kunnen, in vele opzichten, vergeleken worden met een gigantische computer, die in hoge mate kan werken op de automatische piloot. We worden voortdurend gebombardeerd met een enorme hoeveel- heid informatie en we gebruiken onbewust selectieve aandacht om daaruit datgene te vissen wat belangrijk voor ons is. We nemen beslissingen ‘in een fractie van een seconde’, ‘instinctief’, op basis van onze ‘intuïtie’ of gut feelings zonder er bewust over na te denken.

Lang voor Sigmund Freud wees Francis Garlton in 1879 in het tijdschrift brain op de vele processen die in de hersenen onbewust of halfbewust verlopen. De beslissingen worden niet genomen door een baas, een klein mannetje in ons hoofd–de veelbesproken homunculus – maar door het netwerk dat onze hersenen vormt. En dat netwerk heeft geen baas, net zomin als internet dat heeft. Er zijn vele voorbeelden die dit kunnen illustreren. We maken de belangrijke keuze van een levenspartner door verliefd te worden op het eerste gezicht. Niemand zal verliefd worden op basis van een bewust geformuleerd lijstje van de voors en tegens van een potentiële partner. Het overkomt je gewoon, en het duurt een jaar voordat de stresshormonen dalen en onze neocortex mee kan gaan doen in de overwegingen of dit nu echt ‘de ware’ is.

Natuurlijk moeten we onze hersenen eerst, door te leren, de juiste achtergrondinformatie geven. Dit is alleen maar mogelijk door het onbewuste brein gedurende een lange tijd te voorzien van een enorme hoeveelheid kennis. Zo kan een kunstkenner het gevoel krijgen voor een vervalsing te staan zonder meteen te kunnen zeggen hoe hij dat weet – maar kan hij wél gelijk hebben –, en alleen door een groot aantal patiënten te zien kan een medisch specialist een ‘klinische blik’ ontwikkelen, waardoor hij al een diagnose kan stellen op het moment dat een patiënt zijn spreekkamer binnenkomt.

Accepteren dat de vrije wil een mythe is, wordt in de filosofie determinisme genoemd. Een neuroreductionist is iemand die denkt dat de geest geproduceerd wordt door het brein, of beter: het werkende brein is. Een neurodeterminist is dus iemand die denkt dat het alleen het brein is dat ons gedrag bepaalt. Ook dat is correct, hoewel het brein continu in interactie werkt met de omgeving. Concluderend ontstaat gedurende de hersenontwikkeling een voor iedereen uniek brein met vele mogelijkheden, maar ook met grote beperkingen wat betreft het in vrijheid beslissen. We beslissen vervolgens onbewust en wat we hebben besloten dringt pas later tot het bewustzijn door. Dat laat geen ruimte voor het bestaan van een vrije wil, afgezien van het feit dat we helemaal niet vrij wíllen zijn van al die automatische beslissingen die ons brein voortdurend moet nemen om onze lichaamsfuncties te besturen.

In weerwil van de experimenten en klinische observaties die het tegendeel aantonen heeft iedereen toch het idee dat het leven in zijn eigen handen ligt, dat hij een vrije wil heeft. Dat is niet alleen prettig, mensen functioneren ook beter als ze in het bestaan van een vrije wil geloven. Studenten die een psychologische test moesten doen na het lezen van een stuk tekst uit het ‘deterministische’ boek The Astonishing Hypothesis van Francis Crick, speelden meer vals dan studenten die een boek lazen met een ‘positievere’ boodschap over het leven. Het leek er dus op dat kennisnemen van het determinisme het gevoel gaf: ‘Wat kan het me schelen, het heeft toch geen zin je best te doen. Waarom zou ik mijn energie verspillen?’ Andere experimenten lieten zien dat het lezen van deterministische teksten meer agressie opriep en mensen vervolgens minder bereid waren anderen te helpen. Het gevoel een vrije wil te hebben motiveert mensen kennelijk om minder egoïstisch en agressief te reageren. De vrije wil is dus niet alleen een illusie, het is ook plezierige illusie, en niet slechts voor onszelf, maar het komt ook anderen ten goede.

Prof. Dr. Dick F. Swaab
Emer. Hoogleraar Neurobiologie, AMC, Universiteit van Amsterdam
Teamleider Nederlands Herseninstituut, KNAW

Click here to add your own text