Het duidelijkste en meest zichtbare niveau is het intellectuele, getuige de groeiende stroom boeken en tijdschriftartikelen (overwegend boeddhistische), alsook congressen en academische leergangen met een transpersoonlijke of integrale gerichtheid. Nochtans vindt er een minder in het oog vallend deel van dit gesprek empirisch en intuïtief plaats als psychotherapeuten in meditatie zitten en in dialoog zijn met Indiase en Zuidoost-Aziatische wijzen, Japanse en Koreaanse zenmeesters, soefi’s uit het Midden-Oosten, Taoïstische meesters, Tibetaanse lama’s en rinpoches, en meer recent met sommige van hun eigen westerse leerlingen die zelf leraar zijn geworden. Dat gesprek tussen oosters-georiënteerde leraren van de dharma en westerse psychotherapeuten is eigenlijk maar een klein onderdeel van een veel bredere dialoog waaraan behalve miljoenen niet-therapeuten ook leraren in de christelijke en joodse mystieke scholen en die van de inheemse volkeren deelnemen. Bovendien meldt een toenemend aantal mensen in het Westen een spontaan, diepgaand en transformerend bewustwordingsproces zonder voordien met een spirituele leraar, leer of beoefening in contact te zijn geweest (2). Dergelijke ontwikkelingen beschouwend zien we de opkomst van een fundamentele dialoog, ontdaan van zijn culturele vormen en rollen, tussen de geconditioneerde geest en het gewaarzijn dat ongeconditioneerd, open en onbekend is. De werkelijkheid geniet blijkbaar van dat gesprek met zichzelf, aangezien het steeds vaker en intensiever plaatsvindt.
De uitkomst van dat gesprek is een versneld ontwaken van non-duale wijsheid. Non-dualiteit is een nogal eigenaardig en ongewoon woord dat tot dusver nog maar door een betrekkelijk klein aantal wetenschappers en leraren gebruikt wordt (3) De betekenis ervan is ontleend aan het sanskriet woord advaita dat ‘niet-twee’ betekent. Non-duale wijsheid verwijst naar het begrijpen en onmiddellijk ervaren van een fundamenteel bewustzijn dat ten grondslag ligt aan het schijnbare onderscheid tussen waarnemer en wat wordt waargenomen. Vanuit het non-duale gezichtspunt is de scheiding tussen het zelf en het andere een zuiver mentale constructie. Dit inzicht, dat berust op de directe ervaring van talloze wijzen door de eeuwen heen, is de kern van de hindoeïstische vedanta, de meeste boeddhistische scholen, het taoïsme, het mystieke christendom, jodendom en de islam. Non-dualiteit is een bijzonder elegante en heldere formulering, aangezien het de werkelijkheid beschrijft als wat het niet is (ongesplitst, onverdeeld) in plaats van wat het is. Het heeft bovendien het voordeel dat het niet-sektarisch, niet aan een bepaalde religieuze of spiritueel-psychologische traditie gebonden en toch aan vele daarvan aan te passen is. Het is een woord dat verwijst naar wat voorafgaat aan de projecties van een afgescheiden, op zichzelf gerichte geest en deze overstijgt. Van datgene waarnaar verwezen wordt kan men zich nooit een adequate voorstelling maken. Het kan alleen maar in het tijdloze nu beleefd worden.
Non-duale wijsheid uit zich als en door een stralend hart (liefde) en een verlichte geest (wijsheid). Hoewel in wezen zonder eigenschappen, wordt ze algemeen ervaren als iets dat weids, vrij, ruimtelijk en oprecht is en zich in het nu afspeelt. Veel mensen maken gewag van een subtiele vreugde, liefde, compassie, vrede, dankbaarheid en een soort verbondenheid met het hele leven, wanneer ze zich er rechtstreeks op afstemmen. Er zijn veel tekenen dat dit gewaarzijn in het Westen in opkomst is. Waarom nu? Misschien
omdat, zoals historicus Charles Beard (Rogers, 1980; zie bibliografie) opmerkt: ‘Wanneer de hemel donker wordt, beginnen de sterren te schijnen.’
Die bloei van non-duale wijsheid biedt de wereld van de psychotherapie nieuwe uitdagingen en kansen. Toen Wilber (2000, 1996) en andere integrale/transpersoonlijke filosofen en psychologen non-duaal gewaarzijn kwalificeerden als het toppunt van zelfrealisatie, werd het voorgesteld als een verheven toestand. Verrassend genoeg lijkt dit niet meer zo waar te zijn. Als gevolg daarvan is een nieuwe generatie van klinisch psychologen en leraren gaan onderzoeken hoe dit gewaarzijn direct van invloed is op de werkwijzen van psychotherapeuten.
De titel van dit boek, De heilige spiegel, verwijst naar het vermogen van de therapeut om het wezen van de cliënt te spiegelen – dat gewaarzijn dat voorafgaat aan alle gedachten, gevoelens en gewaarwordingen en deze alle omvat. Heilige spiegeling is multidimensionaal doordat ze zowel persoonlijke als onpersoonlijke dimensies van zijn weerspiegelt. Dit vermogen houdt een hoge mate van rijpheid in bij therapeuten die zich ervan bewust worden dat ze niet alleen zijn wie ze dachten te zijn. Ze beseffen, in zekere mate tenminste, dat ze niet beperkt zijn tot de status van ‘therapeut’ (al functioneren ze misschien in die rol), en zelfs niet tot een ‘persoon’. Hun identiteit verblijft in of beweegt zich naar ongeconditioneerd gewaarzijn, of Aanwezigheid. Het gevolg daarvan is het optreden van een natuurlijke eenvoud, transparantie, helderheid en warme acceptatie van alles wat er in hen of in hun cliënten opkomt. Ze zien zichzelf steeds minder als een ‘ding’, en zien daardoor ook hun cliënten niet als van hen gescheiden objecten. Ze begrijpen dat er niet zoiets is als een spiegel en iemand die gespiegeld wordt; er is alleen spiegelen. Zoals Rumi (1995) zei: ‘Wij zijn de spiegel én het gezicht in de spiegel.’
Door hun Aanwezigheid en therapeutische vaardigheden kunnen ontwakende psychotherapeuten sommige van hun cliënten spontaan helpen om hun verschillende beperkte identiteiten te doorzien en geleidelijk aan in een ongekende openheid te verblijven, zodra ze alle mogelijke mentale, emotionele en lichamelijke verkrampingen die zich voordoen totaal erkennen, accepteren en onderzoeken. Die ruimere taakopvatting vult de traditionele rol van de spirituele leraar of geestelijk raadsman aan, valt er in toenemende mate mee samen en werpt een aantal interessante vragen op.
Ten eerste kunnen we de vraag stellen of we getuige zijn van de opkomst van een nieuwe richting in de psychotherapie – een ‘non-duale’. Die zou men redelijkerwijs zeker kunnen stellen. Misschien zouden er moderne principes en methoden die bewustwording en transformatie verhogen kunnen worden verwoord en aangeleerd. Misschien is, zoals een van de redacteuren (Peter Fenner) oppert, non-duale therapie precies dat wat de wijzen, ook Boeddha, al die tijd al gedaan hebben en worden we slechts geconfronteerd met oude wijn – Boeddhadharma – in nieuwe zakken. Aan de andere kant zijn er goede redenen om voorzichtig te zijn met pogingen om non-duaal gewaarzijn in weer een ander kader onder te brengen en te concretiseren, wat dan uiteindelijk op de mesthoop wordt gegooid samen met alle psychologische modellen die eraan vooraf zijn gegaan. Van zichzelf is het non-duale ongedeeld en niet in ideeën uit te drukken. De verbeeldende geest kan het nooit exact omschrijven. Het wordt niet beperkt door principes, aangezien het de bron van alle principes is. Evenmin kan het beperkt worden tot bepaalde methoden, aangezien de werkelijkheid zich bedient van elk gereedschap waarover ze beschikt op ieder gegeven moment, ook dat van dood, ziekte, pijn, shock en lijden, om ons op onze ware aard te wijzen. Non-dualiteit is nooit door enige filosofie of psychospirituele methode te beperken, al kunnen dergelijke methoden een essentiële rol spelen bij het rijp maken van de grond voor bewustwording of om een glimp van onze ware aard op te kunnen vangen. Zij is niet beperkt tot enig object of subtiele bewustzijnstoestand, ook al omvat ze die. Ze is zowel niet-iets als alles, leeg en toch vol zuivere potentialiteit. Ze is immanent en transcendent, gevormd en ongevormd. En ze is niets van dit alles. Ze is wat is en wat wij zijn en verder valt er niets zinvols over te zeggen. We kunnen voornamelijk omschrijven wat het niet is, en zelfs dat zal ten slotte onwaar blijken.
Ook al kan non-duaal bewustzijn niet geobjectiveerd worden, ertoe ontwaken verandert je leven grondig. Hoe kunnen we de invloed ervan op het terrein van de psychotherapie vaststellen? Het helpt misschien om in psychotherapie, en in het hele leven trouwens, een horizontale en een verticale dimensie te zien. De horizontale verwijst naar het gebied van vormen – de evolutie van het leven van verschijnselen in tijd en ruimte. De verticale verwijst naar dat wat vormloos is en buiten tijd en ruimte bestaat. Psychologie ontwikkelt zich net als alle disciplines op het horizontale vlak, naargelang er nieuwe informatie over de ontwikkeling en het functioneren van het menselijk lichaam-geestorganisme ontdekt en geproduceerd wordt, wat leidt tot nieuwe denkwijzen. Hoewel het concept non-duaal bewustzijn horizontaal gezien al in transpersoonlijke en integratieve kaders geïncorporeerd is, treedt het belangrijkste effect verticaal op, naarmate bij beoefenaars de vertrouwdheid met hun ware aard zich verdiept.
Het ontwaken van non-duaal bewustzijn voegt een dieptedimensie toe aan elk van de bestaande psychologie-richtingen ongeacht hun gerichtheid, door het zich verdiepend gewaarzijn van de psychotherapeut. Of hun model nu neo-analytisch (objectrelaties, zelf-psychologie, intersubjectiviteit), jungiaans, cognitief/gedragstherapeutisch, humanistisch/existentieel, of integraal/transpersoonlijk is, ontwakende psychotherapeuten voegen een zekere kwaliteit van gewaarzijn aan hun werk toe die het transformeert. Het is niet zozeer dat therapeuten actief het Zijn integreren, als wel dat ze ervan doordesemd zijn. Naarmate ze meer afgestemd zijn op de Grond van het Bestaan en er de belichaming van zijn, neemt hun Aanwezigheid toe. Hun gedachten, gevoelens en handelingen komen vaak spontaan voort uit dit open gewaarzijn. Authentieke transformatie ontstaat uit de gezamenlijke verkenning van wat is door therapeut en cliënt.
Aanwezigheid kan worden omschreven als het Zijn dat zich van zichzelf gewaar is. De uitwerking hiervan is aanstekelijk. Wanneer we in de aanwezigheid zijn van iemand die ontwaakt is uit de droom van ‘ik’ voelen we zijn bescheidenheid, helderheid, transparantie, vreugde en zielenrust aan. Diezelfde eigenschappen worden in ons aan het licht gebracht. Wat normaal op de achtergrond is, kan tijdelijk in de aandacht naar voren gebracht worden. Wanneer Aanwezigheid bijzonder sterk is en we in hoge mate ontvankelijk zijn, kan dit het gevoel geven alsof er een vuur ontstoken is. De Duits-Canadese wijze Eckhart Tolle (1999) heeft daar het volgende over gezegd:
Wanneer een blok hout dat net is begonnen te branden wordt gelegd naast een blok dat stevig brandt, en ze na een tijdje weer van elkaar gescheiden worden, zal het eerste blok hout veel intenser branden. Het gaat tenslotte om hetzelfde vuur. Zo’n vuur zijn is een van de functies van een spirituele leraar. Sommige therapeuten kunnen die functie misschien ook vervullen, gesteld dat ze het niveau van het denken achter zich hebben gelaten en een staat van intense, bewuste aanwezigheid kunnen aanhouden terwijl ze met je aan het werk zijn.
Tolle’s voorbehoud dat therapeuten het denken moeten overstijgen is van het grootste belang.
Betekent dit dat psychotherapie zich nu ontwikkelt tot een westers medium om het vuur van dharma, ofwel waarheid, over te dragen? Zijn ontwakende psychotherapeuten van dezelfde komaf als Boeddha of andere illustere wijzen van India? Het is duidelijk dat elk ontwakend of ontwaakt wezen zijn of haar inzicht overbrengt al naargelang het vermogen en de beperking die hij of zij op welk moment dan ook heeft. Dat geldt zowel voor psychotherapeuten als niet-psychotherapeuten. In sommige opzichten maakt iemands therapeut-zijn het misschien moeilijker om te ontwaken, vooral als er sprake is van een sterk gehecht zijn aan theorieën over de geest. Aan de andere kant zijn psychotherapeuten in een unieke positie in de hedendaagse maatschappij om een veilige haven te bieden aan individuen, om hun leven op orde te krijgen en hun directe ervaring grondiger te onderzoeken. Verder zijn mensen misschien meer op hun gemak als ze een op een werken met een therapeut van non-duale oriëntatie, dan als ze zich aansluiten bij een spirituele organisatie of gemeenschap die haar eigen speciale regels, rollen en rituelen heeft.
Nadat we hebben vastgesteld dat het ontluiken van Aanwezigheid de voornaamste impact van ontwaken is, kunnen we ook een aantal krachtige secundaire effecten onderkennen. Eén duidelijk gebied is onze identiteit als ‘psychotherapeut’. Wanneer we ontwaken uit het gevoel van persoonlijke identiteit, ontwaken we ook uit al onze verschillende rollen, terwijl die rollen intussen gewoon doorgaan. We zijn als de acteur die op het toneel uit zijn trance ontwaakt en zich opeens realiseert dat hij zich in zijn rol heeft verloren. Ook al blijven we onze rol als meneer of mevrouw Jansen spelen, we vergeten niet dat het maar een toneelstuk is. Therapie is wat we doen, niet wat we zijn. Als gevolg daarvan nemen we onszelf niet zo serieus meer. De rol van psychotherapeut heeft zijn legitieme en maatschappelijk relevante functie, maar we laten die niet meer een scherm of masker worden om ons achter te verbergen. Bevrijd van de rol-identiteit zijn we op elk moment authentieker, transparanter, beschikbaarder en creatiever. We zijn niet langer probleemoplossers tegenover mensen met problemen. In plaats daarvan zijn we het Zijn dat zichzelf tegenkomt in een van zijn eindeloos vele en intrigerende vermommingen.
Als we onszelf niet meer voor probleemoplossers aanzien, is het ook waar dat we geen werkelijk probleem meer kunnen vinden. Dit fundamentele inzicht kan desoriënterend werken. Bijna alle cliënten komen natuurlijk binnen met problemen die therapeuten, zoals ze hebben geleerd, nauwkeurig in kaart brengen in de eerste sessies. Als er geen probleem is, wat valt er dan te doen? We ontmoeten de cliënt op het punt waar hij zich bevindt. Als hij meent dat hij een probleem heeft, en er zal zeker overtuigend bewijs zijn dat een dergelijke interpretatie ondersteunt, dan ontmoeten we hem daar en zetten we het proces in gang van grondig onderzoeken hoe het ‘probleem’ feitelijk ervaren wordt. Naarmate schijnbare problemen langzamerhand uitgepakt worden en cliënten dichter bij zichzelf komen, stuiten ze uiteindelijk op een diep gevoel van leegte waartegen ze zich fel verdedigd hebben. Ze ontdekken dat hun eerdere problemen allemaal resultaten en compenserende uitingen waren van die verdediging tegen wat aanvankelijk vernietiging lijkt en zich mettertijd openbaart als onvoorwaardelijke liefde. Wanneer we onszelf niet goed genoeg vinden, denken, voelen en handelen we op allerlei manieren die onszelf en anderen pijn doen. Toch wordt zelfs dit vermijden van leegte niet als een probleem gezien. Het is eenvoudig een verkeerd begrip van onze ware aard die fundamenteel leeg is – een misvatting van alles over onszelf en de wereld waarvan we hebben aangenomen dat het waar is. Die misvatting hoort ook bij het goddelijke spel. Het onder ogen zien van leegte vindt plaats of niet, afhankelijk van de motivatie en bereidheid van de cliënt. Het is niet aan de therapeut, die geen enkele agenda heeft, om de zaken zoals ze erbij staan te veranderen.
Een andere inwerking van ontwakend non-duaal bewustzijn is een toegenomen vermogen om open te staan voor wat is. Alle heersende richtingen van psychotherapie begrijpen het belang van acceptatie, maar de dualistische geest kan nooit een middel tot volledige acceptatie zijn. De geest accepteert wat is slechts voorwaardelijk, in de hoop dat er iets zal veranderen als het geaccepteerd is. Het levende inzicht van non-duaal gewaarzijn is dat alles al geaccepteerd en omarmd is, precies zoals het is. Naarmate het ontwaken zich verdiept, verliest de oordelende geest zijn greep en wordt aandacht steeds puurder, betrokkener en van een onpersoonlijke genegenheid. De aandacht zakt van het hoofd naar het hart. Zonder bewuste intentie van de kant van de therapeut ontstaat een optimaal veld van liefdevolle acceptatie dat transformatie mogelijk maakt. Wat nog niet onder ogen is gezien wacht erop helemaal omarmd te worden voordat het kan transformeren. Onvoorwaardelijke liefde is de grootste transformerende kracht. Een bloemknop vouwt zich vanzelf open voor de liefkozing van het zonlicht; met geweld is het niet mogelijk.
Ontwakend non-duaal bewustzijn toont de therapeutische ontmoeting volledig als een gedeeld veld en versterkt het fenomeen van empathische resonantie (Hart, 2000). Wanneer we geen persoonlijke identiteit meer beschermen en projecteren, zijn we multidimensionaal ontvankelijk en beschikbaar voor onze cliënten. Er kan zich een opmerkelijke intimiteit ontwikkelen, deels afhankelijk van hoe beschikbaar de cliënt is, waarin we de wereld van onze cliënt als het ware van binnenuit kunnen ervaren. Grenzen tussen mensen worden zeer fluïde en poreus, maar zonder de vermenging en verwarring die kenmerkend is voor onbewuste relaties. De therapeut voelt innerlijk een mengeling van liefde en wijsheid zonder geïdentificeerd te raken met of gevangen in wat er ervaren wordt. We kunnen de kern van verkramping van een cliënt voelen, terwijl we tegelijkertijd een gevoel van ruimtelijke onthechtheid bewaren. Opvallend is dat cliënten bewust aan dergelijke ontmoetingen deelnemen en weten wanneer het hart en de gevoeligheid van een therapeut hen geraakt hebben waar ze nog nooit eerder geraakt zijn. Dat invoelend resoneren helpt om de pijn van afgescheiden zijn te helen.
Het ontwaken van non-duaal gewaarzijn maakt ook de diepgang en transformerende kracht van onderzoek mogelijk. Inzicht wordt significant groter. Naarmate therapeuten beter leren om in het ongekende te leven, steeds meer bevrijd van conclusies, zijn ze beter in staat hun cliënten te helpen dat ook te doen. Ze zien gedachten voor wat ze zijn – alleen maar gedachten – en onderkennen de verschillende lagen in de verhalen van hun cliënten en helpen hen ze geleidelijk af te breken op het aangewezen moment. Ze kennen de vrede en vrijheid van leven zonder gehechtheid aan enig verhaal over hoe de zaken staan of zouden moeten staan. Dit is vooral het geval met het verhaal dat je een afzonderlijk individu bent, wat door geen van de conventionele psychotherapieën tegengesproken wordt. Door non-duaal bewustzijn te ontplooien zijn therapeuten in staat om op een geloofwaardige manier fundamentele vragen te stellen als ‘Wie ben ik?’, ‘Wat wil ik echt?’ en ‘Is het waar?’ of daarbij te helpen en het proces te volgen van het afbrokkelen van fundamentele overtuigingen tot aan het einde, voorbij alles wat de geest kan bedenken. Dit staat in schril contrast tot louter cognitief of intellectueel onderzoek dat beperkt blijft tot de oppervlakkige, rationele geest. Het verlichte intellect (buddhi in het Sanskriet) schijnt vrijelijker naarmate non-duaal bewustzijn ontwaakt tot zichzelf, wat zorgt voor een natuurlijk rusten in niet-weten.
We dienen ook de kwestie van methoden en deskundigheid kort te bespreken. Aangezien non-duaal bewustzijn alomvattend is, zal het soms vaardigheden gebruiken om zijn eigen ontplooiing vooruit te helpen. Wijsheid en liefde bedienen zich van veel ‘kleine methoden’. In de psychotherapie kan dat er uitzien als zwijgend luisteren, invoelende bespiegelingen, het vragen om nadere informatie, interpretaties, het bijbrengen van kennis door middel van verhalen en metaforen, door uitnodigingen om ergens attent op te zijn of op een nieuwe manier te kijken, te luisteren of te voelen. Therapie kan gebruik maken van de natuur, ademwerk, beweging, bilaterale stimulatie, droomwerk, vrije associatie, harmonisatie, staren, dagboek schrijven, kunst of een zachte aanraking van de hand. Als het effectief is, is het lichaam er bijna altijd op een bepaald vlakbij betrokken. De cruciale vraag is of het bewustzijn van de therapeut op dat moment alert is en creatief reageert op wat is. Beginnen we een sessie gefixeerd op een agenda en protocol, of kunnen we alles loslaten en fris en echt beschikbaar zijn? Kunnen we de sessie op elk moment kaal en onaangekleed laten zijn? Zijn we in staat om te rusten in het ongekende?
De heilige spiegel gaat in de eerste plaats over de invloed die ontwaken op de psychotherapeut heeft en daarnaast over de invloed ervan op psychotherapie. Toch is ontwaken niet iets dat de geconditioneerde geest kan ‘doen’. Het onttrekt zich aan de macht van het ego en gebeurt vanzelf. We kunnen niet pretenderen ontwaakt te zijn wanneer we het niet zijn (dat is nog altijd onderdeel van de droom van een afzonderlijk zelf), noch kunnen we onze fundamentele aard van ontwaakt zijn volledig ontkennen of weigeren te accepteren. Wanneer ontwaken plaatsvindt, is het een onpersoonlijke gebeurtenis die niemand toehoort. Ze is vanuit, niet van de persoon. Zoals de Europese zelfgerealiseerde leraar Jean Klein (1988) opmerkt: ‘Ontwaken gebeurt wanneer we ervan overtuigd zijn dat er niemand is die ontwaakt.’ Het is genoeg om te zijn waar we zijn, zoals we zijn – terwijl we helder van geest ervaren wat er op dat moment is, of we nu in oorlog zijn met de werkelijkheid of in vrede. De liefde tot waarheid, die zich manifesteert als de overgave aan stilte en een actief onderzoek naar alle overtuigingen die we koesteren, brengt ons geleidelijk aan tot meer authenticiteit. De rest komt vanzelf. Op die manier leven geeft een zekere transparantie aan ons leven en ons werk als psychotherapeut. Na verloop van tijd en zonder bewuste inspanning of opzet worden we als gebrandschilderd glas, een geschiktere vorm om licht door te laten. Onze individualiteit wordt bevrijd en versterkt als we die gemeenschappelijke basis bewust met alle mensen delen.
Noten:
- Ik wil mijn mederedacteuren dr. Peter Fenner en dr. Sheila Krystal bedanken voor hun waardevolle suggesties en feedback voor dit hoofdstuk.
- Voor drie uitstekende voorbeelden van dit verschijnsel, zie De Kracht van het Nu, van Eckhart Tolle; Houden van wat is, van Byron Katie; en Zoals het is van Tony Parsons. Zie ook The awakening West: Conversations with Today’s New Western Spiritual Leaders.
- Zie Nonduality: A Study in Comparative Philosophy van David Loy.
John Pendergast in De Heilige Spiegel