Non-dualiteit wordt gezien als de Directe Weg, waarbij het inzicht in wie of wat je bent rechtstreeks en onmiddellijk wordt ervaren. De Directe Weg is een rechtreeks zien, een onmiddellijk en onomstotelijk ‘voelen’ van de waarheid. Het is een levende ervaring.

Als belangrijkste ingang tot zelfinzicht wordt, met name sinds Ramana Maharshi, de vraag ‘Wie ben ik?’ beschouwd.

Non-dualiteit geeft geen rechtstreeks antwoord, maar verwijst met deze basisvraag naar de ervaring van leegte of ego-loosheid. Het basisinzicht waarnaar binnen non-dualiteit verwezen wordt, houdt in dat er geen verschil is tussen jou en de wereld en het Absolute. Elk onderscheid daartussen is fictief. In werkelijkheid bestaat er alleen maar Bewustzijn.

Non-dualiteit kan beschouwd worden als een uitnodiging om in je eigen onmiddellijke ervaring te kijken of de werkelijkheid ondeelbaar Eén is – dus om te zien dat vorm leegte is, en leegte niets anders dan vorm. Wat hiermee bedoeld wordt is dat alle verschijnselen (vormen) die gekend kunnen worden leeg zijn, omdat ze uitsluitend bestaan uit het Kennen zelf, ofwel Bewustzijn. Bewustzijn staat op zichzelf en kan niet in onderdelen opgedeeld worden.

Alle verschijnselen bestaan dus uitsluitend als het proces van het Kennen zelf, en niet als los van Bewustzijn bestaande objecten. Verschijnselen zijn vormen van Bewustzijn. Dit geldt ook voor het verschijnsel ‘ik’. ‘Ik’ is geen losstaande, afgescheiden entiteit die zich temidden van andere losse entiteiten moet zien te handhaven. Je staat niet los van alles wat zich aan je voordoet. In tegendeel: wat zich voordoet is de vorm die jij, het Geheel, op dat moment aanneemt. Er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen jou en de Werkelijkheid als Geheel – ze zijn identiek.

Bewustzijn is geen object, is niet ‘iets’. Het is datgene waar alles wat een begin en een eind heeft uit voortkomt en weer in verdwijnt, zonder dat het er zelf in welke zin ook door verandert.
In die zin is Bewustzijn te vergelijken met de ruimte die niet verandert als je er iets inzet en het daarna weer weghaalt, en met de spiegel die niet verandert als er iets in weerspiegeld wordt. Bewustzijn is dus geen object, maar de ‘ruimte’ waarin alle objecten verschijnen. Het kan daarom niet waargenomen of gekend worden. Het is vergelijkbaar met het oog, dat alles kan zien behalve zichzelf, of met de vinger, die alles kan aanraken behalve zichzelf.
Omdat Bewustzijn niet waargenomen kan worden, kijken we er overheen, terwijl het het centrale gegeven in ons bestaan is. Je kunt Bewustzijn niet zien, je kunt het alleen maar zijn – jouw ‘er zijn’ is het ‘er zijn’ van alle dingen.