Ik vind het fijn om het met jullie te delen, op een speciale manier, ook al zou je tegen me kunnen zeggen: “Hoezo heb je dit pas tien of twintig jaar geleden gehoord? Had je het Evangelie nog niet gelezen?” Natuurlijk had ik het Evangelie wel gelezen, maar ik had het niet gezien. Het stond er gewoon, maar ik had het niet gezien.
Later, toen ik het ontdekt had, vond ik het in alle belangrijke religieuze geschriften terug, en ik stond versteld. Ik bedoel, ik had het eerder gelezen, maar ik had het niet herkend. Wat had ik het graag ontdekt toen ik jonger was. O, wat zou dat veel gescheeld hebben.
Hoeveel tijd zou ik nodig hebben om het jullie te geven? Een hele dag? Ik zal eerlijk tegen jullie zijn: ik denk dat het niet meer dan twee minuten gaat kosten. Je hebt misschien wel twintig jaar nodig om het te snappen of tot je door te laten dringen, of vijftien jaar, tien jaar, tien minuten, of een dag, drie dagen – wie weet. Dat hangt van jou af.
Allerlei mensen hebben me in de loop der jaren, sinds ik het voor de eerste keer ontdekte, verteld dat het hun leven eveneens behoorlijk op zijn kop heeft gezet. Maar niet heel veel mensen, moet ik jammer genoeg zeggen, heel weinig. Ik heb het idee dat als er van de duizend mensen die naar me luisteren één is die het hoort, dat dat een behoorlijk goed gemiddelde is. Is het moeilijk om te horen? Is het moeilijk te begrijpen?
Het is zo eenvoudig dat een kind van zeven het kan begrijpen.
Is dat niet heel vreemd? Eigenlijk, als ik er vandaag aan terugdenk, dan denk ik: waarom zag ik het niet?
Ik weet het niet. Ik weet niet waarom ik het niet zag, maar ik zag het niet. Misschien dat een of twee mensen van jullie het vandaag wel zullen zien, of gedeeltelijk zullen zien. Wat heb je nodig om het te zien? Eén ding maar: het vermogen om te luisteren. Dat is alles. Ben je in staat om te luisteren? Als je dat kunt, snap je het misschien.
Maar luisteren is niet zo makkelijk als je misschien denkt. Waarom? Omdat we altijd luisteren vanuit vaststaande concepten, vaststaande posities, vaste vooroordelen. Luisteren betekent niet dat je alles voor zoete koek slikt. Dat is goedgelovigheid. “O, hij zegt het, dus ik neem het aan.”
Ik wil dat niemand van jullie een gelovige houding aanneemt terwijl je naar me luistert. Ik bedoel, je zou de leer van de kerk kunnen aannemen op basis van geloof; je zou de Bijbel kunnen aannemen op basis van geloof, enzovoorts. Geloof mij niet op mijn woord. Wat ik wil is dat je vraagtekens zet bij alles wat ik zeg, dat je erover nadenkt, me erop bevraagt. Voel je vrij om dat te doen, ook als ik nog bezig ben met praten. Stel vragen, steek je hand op als je daar behoefte aan hebt.
Maar anderzijds betekent luisteren ook weer niet ‘aanvallen’, snap je, ook al ga ik iets zeggen dat zo nieuw is dat sommigen van jullie zullen denken dat ik gek ben, dat ik mijn verstand verloren ben. En dan kom je in de verleiding om me aan te vallen. Als je tegen een Marxist zegt dat er iets mis is met het Marxisme, zal hij je waarschijnlijk meteen aanvallen. Zeg je tegen een kapitalist dat er iets tegen het kapitalisme is, dan pakt hij de wapens op. Zeg tegen een Amerikaan: “Hé, weet je, de Verenigde Staten deugen niet”… en hetzelfde geldt voor de Indiër als je India aanvalt, enzovoorts. Het betekent niet alles maar slikken, het betekent ook niet aanvallen. Het betekent niet dat je het ermee eens bent.
Heb je dat verhaal gehoord van de overste van de Jezuïeten die veel succes had? Mensen vroegen hem vaak: “Hoe komt het toch dat jij zo succesvol bent als overste?”
Dan zei hij altijd: “Heel simpel. De formule is simpel: ik ben het met iedereen eens. Ik ben het gewoon met iedereen eens.’”
Ze zeiden dan: “Doe niet zo raar. Hoe kun je een succesvolle overste zijn als je het met iedereen eens bent?”
Dan zei hij weer: “Klopt. Hoe zou ik een succesvolle overste kunnen zijn als ik het met iedereen eens was?”
Het betekent dus niet dat je het met me eens bent. Je zou het oneens met me kunnen zijn en het toch kunnen snappen. Is dat niet bijzonder? Het betekent dat je alert bent. Wees alert. Kijk goed uit je ogen. Luister met een frisse geest. Ook dat is niet makkelijk, luisteren met een frisse geest, zonder vooroordelen, zonder vaste formules.
Gisteren nog vertelde iemand me een verhaal. Je kent het beroemde gezegde ‘Iedere dag een appel houdt de dokter van je bed’? Nou, deze kerel had een affaire met de vrouw van de dokter en at elke dag een appel, dus – nee, die zat helemaal fout. Hij zat er compleet naast. Hij hanteerde een vaste formule, snap je? Hij nam een vaste positie in.
Iemand anders vertelde me laatst een verhaal over een priester die een aan alcohol verslaafde parochiaan probeerde over te halen om te stoppen met drinken. Hij haalt een glas alcohol, pure alcohol, en hij pakt een beestje, een worm, en laat die in het glas vallen. En die arme worm begint te kronkelen en sterft. En hij zegt tegen de parochiaan: “Snap je de boodschap, John?” John zegt: “Ja meneer pastoor, ik snap de boodschap. Ik snap de boodschap. Weet je wel, als je een worm in je buik hebt zitten, moet je hem doodmaken met alcohol.” Dus ja, hij snapte de boodschap. John luisterde niet, begrijp je? Hij luisterde niet.
Ik ken een geval waarbij een priester ook niet luisterde. Een man gaat op bezoek bij de parochiepriester. De parochiepriester zit de krant te lezen, wil niet gestoord worden. De man zegt: “Neemt u me niet kwalijk, meneer pastoor.” De priester stoort zich eraan; hij negeert de man. “Neem me niet kwalijk, meneer pastoor.”
De priester zegt: “Wat is er?”
De man zegt: “Kunt u me vertellen waar reuma door veroorzaakt wordt, meneer pastoor?”
De priester raakt geïrriteerd. “Waar reuma door veroorzaakt wordt? Drinken veroorzaakt reuma, dat is er de oorzaak van. Omgaan met vrouwen van losse zeden veroorzaakt reuma, dat is er de oorzaak van. Gokken veroorzaakt reuma, dat is er de oorzaak van. Waarom vraag je dat?”
Zegt de man: “Omdat hier in de krant staat dat de Heilige Vader reuma heeft.”
De priester luisterde niet, snap je? Als je bereid bent iets te horen dat nieuw is, eenvoudig, onverwacht, iets dat tegen bijna alles ingaat wat men tot nu toe ooit tegen je gezegd heeft – ben je daar klaar voor? – dan zul je misschien horen wat ik te zeggen heb.
Misschien snap je het dan.
Toen Jezus het goede nieuws bracht, werd hij denk ik niet alleen aangevallen om het goede dat hij onderwees, maar ook omdat het nieuw was. We haten alles wat nieuw is. Ik haatte alles wat nieuw was. Geef mij maar de ouwe hap. We houden niet van nieuwe dingen. Het verstoort ons evenwicht. Het is te bevrijdend. De vaardigheid dus om te luisteren: Boeddha heeft die heel mooi onder woorden gebracht. Hij zei: “Monniken en schriftgeleerden moeten mijn woorden niet uit respect aanvaarden, maar ze ontleden, zoals een goudsmit goud ontleedt: door erin te snijden, er iets vanaf te schrapen, erover te wrijven, het te smelten.” Je moet mijn woorden niet uit respect accepteren, maar ze ontleden, door erin te snijden – zoals de goudsmit goud ontleedt, snap je? Snijden, schrapen, wrijven, smelten. Oké, dat is dus duidelijk nu.
Wat is datgene wat we leven noemen? Kijk eens naar de wereld, en vervolgens nodig ik je uit om naar je eigen leven te kijken. Kijk eens even naar de wereld. Overal armoede. Laatst las ik in de New York Times dat de bisschoppen van de Verenigde Staten aangeven dat er 33 miljoen mensen in de Verenigde Staten zijn die onder de armoedegrens leven, een grens die door de overheid zelf is vastgesteld. Als je denkt dat dat armoede is, zou je eens naar andere landen moeten gaan en daar de armoe eens moeten zien, het vuil, de ellende. Noem je dat leven?
Nou, ik heb nieuws voor je. Ik kan je zelfs daar het leven laten zien. Ongeveer twaalf jaar geleden werd ik voorgesteld aan een riksjarijder in Calcutta. Het is afschuwelijk. Ik bedoel, een mens; je zit in een riksja, en je wordt niet door een paard voortgetrokken, maar door een mens. Mensen als hij leven nog ongeveer tien tot twaalf jaar in armoede als ze eenmaal als riksjarijder werken. Ze houden het niet erg lang uit. Ze krijgen tuberculose. Ze sterven binnen de kortste keren.
Welnu, Ramachandra – zo heette hij: Ramachandra – had tb. In die tijd bestond er een groepje mensen dat zich bezighield met een illegale activiteit die neerkwam op het exporteren van skeletten. De overheid heeft ze uiteindelijk te pakken gekregen. Maar weet je wat ze deden? Ze kochten je skelet terwijl je nog leefde. Als je heel arm was, ging je naar ze toe en verkocht je je skelet voor ongeveer10 dollar.
Die mensen vroegen aan de riksjarijders: “Hoe lang werk je al op straat?” Iemand als Ramachandra zei dan: “Tien jaar.”
En die opkopers dachten: Die heeft niet lang meer te leven. “Oké, hier heb je je geld.” Zodra een van die mannen overleed wierpen ze zich op het lichaam, namen ze het mee, en als het lichaam uit elkaar was gevallen met behulp van een of ander proces dat ze hanteren, legden ze beslag op het skelet.
Ramachandra had zijn skelet verkocht, zo arm was hij. Hij had een vrouw, hij had kinderen, en hij had de viezigheid, de armoede, de ellende, de onzekerheid. Je zou nooit denken dat je daar ooit geluk zou vinden, nietwaar? Toch leek niets hem van zijn stuk te brengen. Het ging goed met hem. Niets leek hem uit het lood te slaan. Ik zei tegen hem: “Maak je je geen zorgen?”
Hij zei: “Waarover?”
“Nou, je toekomst, de toekomst van de kinderen.”
Hij zei: “Nou, ik doe alles wat ik kan, maar de rest ligt in Gods handen.”
Ik zei: “Hé, maar hoe zit het dan met je ziekte? Die veroorzaakt toch lijden?”
Hij zei: “Een beetje. We moeten het leven nemen zoals het komt.” Ik heb hem niet één keer in een slechte bui gezien. Maar toen ik met die kerel stond te praten, besefte ik opeens dat ik me in de aanwezigheid van een mysticus bevond. Ik besefte plotseling dat ik met het leven in gesprek was. Het stond naast me. Hij leefde. Ik was dood.
Herinner je je die prachtige woorden van Jezus? Kijk naar de vogels in de lucht. Kijk naar de bloemen in het veld. Ze zaaien niet, ze spinnen niet. Ze maken zich geen moment druk om de toekomst. Niet zoals jullie. Hij stond recht naast me. Ik weet dat die riksjarijder intussen overleden moet zijn. Ik heb hem daar in Calcutta heel even ontmoet en ging toen verder naar waar ik nu woon, verder zuidelijk in India. Wat er met hem gebeurd is, weet ik niet. Maar ik weet wel dat ik een mysticus was tegengekomen. Een heel bijzonder iemand. Hij ontdekte het leven. Hij herontdekte het.
De menselijke geest is zo bijzonder. Hij heeft de computer uitgevonden. Hij heeft het atoom gespleten. Hij heeft schepen de ruimte ingestuurd. Maar hij heeft het probleem van het lijden van de mens, van angst, eenzaamheid, leegte, wanhoop, niet weten op te lossen. Jullie zijn nog behoorlijk jong, de meesten van jullie, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat eenzaamheid, hunkering, leegte, depressie, wanhoop jullie vreemd zijn. Hoe komt het toch dat we daar nog geen antwoord op gevonden hebben?
We hebben op technologisch gebied veel vooruitgang geboekt. Heeft dat de kwaliteit van ons leven ook maar een heel klein beetje verbeterd? Wil je weten wat ik vind? Nee, helemaal niks. O, het leven is comfortabeler geworden. Alles gaat sneller. Genot, vermaak, dat hebben we inderdaad volop. We weten veel meer. Er is sprake van grote technologische vooruitgang. Wat ik jullie vraag is of er al een eind gekomen is aan die eenzaamheid en leegte en hunkering van jullie. Is die hebzucht, die haat, dat conflict al de wereld uit? Vechten jullie minder? Zijn jullie minder wreed geworden? Als je het mij vraagt is het alleen maar erger geworden.
En het tragische is dat de sleutel tot het geheim al gevonden is, zoals ik tien of twaalf jaar geleden ontdekt heb. Waarom gebruiken we hem dan niet? Dat willen we helemaal niet. Ongelooflijk, hè? We willen het niet. We willen het niet. Kun je je voorstellen dat ik tegen iemand zeg: “Luister, ik ga je een formule geven waardoor je de rest van je leven gelukkig zult zijn. Je zult genieten van iedere minuut van de rest van je leven.” Stel je voor dat ik dat tegen je zeg.
Oké, dat ga ik vandaag tegen je zeggen. Ik ga je die formule geven. Weet je wat de meesten van jullie gaan doen? Sorry dat ik je bij voorbaat beledig, oké? Maar als jullie ook maar een beetje lijken op het publiek dat ik tot nu toe gehad heb, weet je wat de meesten van jullie dan gaan doen? Jullie gaan zeggen: “Hou op. Vertel het maar niet. Hou op. Ik wil het niet horen.” Ze willen het niet horen, en dat hoef je niet eens van me aan te nemen; ik ga het jullie bewijzen.
Anthony de Mello in De herontdekking van het leven