Over het brein, non-dualiteit en vrije wil

Paul van der Sterren

ISBN: 978-94-91411-11-3
NUR: 728
Prijs: € 23,90
Uitvoering: gebonden
Formaat: 135 x 175 mm
Omvang: 136 pagina’s
 

Wie tot nu toe advaita te moeilijk of te zweverig vond, krijgt in Over het brein, non-dualiteit en vrije wil hetzelfde verhaal, maar nu verteld door de wetenschap. En wie tot nu toe de wetenschap te droog of te weinig spiritueel vond, krijgt hier dezelfde boodschap, maar nu in de mystieke bewoording van de advaita.

Dit wel, dat niet. Het individu is altijd bezig alles naar zich toe te trekken wat het mooi en lekker vindt en alles van zich af te duwen wat het lelijk en vies vindt.

Althans zo lijkt het, want terwijl dit alles gebeurt, gebeurt er in feite… niets, aldus Paul van der Sterren. Er is geen individu, er is geen verlangen en er is niets om naar te verlangen of af te wijzen. Niets gebeurt en dat is alles.

Wat bestaat er dan wel? Niets dus, volgens Paul van der Sterren. Niets is het enige dat bestaat en dat is alles. En daarmee bedoelt hij niet ‘dit is alles wat je moet weten en dan ben je er’, maar volkomen letterlijk en uiterst eenvoudig: niets is en niets is alles. Niets bestaat als alles. Niets bestaat als een liter benzine, een gedachte, een emotie, een kus, een boom of een bom.

Je zou het een spel kunnen noemen en dat is inderdaad een veelgebruikt en oeroud beeld. Het leven is een spel, een godenspel. Maar ook dit is slechts een beeld en daarvan zijn er vele.

Pogingen tot beschrijving van de werkelijkheid waarin het ‘ik’ gewoon een van de vele verschijnselen is die opkomen en weer verdwijnen in het niets (alles), is traditioneel gezien het ‘terrein’ van advaita of non-dualiteit. Maar het is inmiddels ook het onderzoeksgebied van de moderne hersenwetenschap.

In Over het brein, non-dualiteit en vrije wil betrekt Paul van der Sterren de nieuwste inzichten van de neurowetenschappen bij zijn pogingen om iets te zeggen over datgene waarover niets te zeggen valt: advaita, het één zijn van wat gescheiden lijkt.

‘Het is een luchtig boek geworden, waarin bronnen uit beide richtingen worden aangehaald (…) Het is alsof een goede vriend je bijpraat over zijn gedachten en overtuigingen.’
Frans Hasselaar in tijdschrift InZicht. Wegen van radicaal zelfonderzoek, november 2013.

Uit het boek:

(…) wat het individu van ‘verlichting’ wil, hoopt of verwacht is meestal óf een soort onthechting, waarmee alles wat het individu zoal meemaakt kalm en zonder emoties ‘gezien’ kan worden, óf een permanente staat van gelukzaligheid, ‘bliss’ in het Engels (maar ook veelgebruikt in het Nederlands, want met zo’n exotisch woord benadruk je mooi het bovenaardse, het paradijselijke van hoe ‘echte verlichting’ eruit behoort te zien).

Onthechting, het niet geraakt worden door emoties maar er wel wakker bij blijven, wordt in allerlei spirituele scholen voor het hoogst bereikbare gehouden. En misschien is het dat ook wel, wie zal het zeggen? Het is in ieder geval een staat van zijn die door een combinatie van natuurlijke aanleg, intensieve training en een gelukkige stand van de sterren bereikt kan worden. Maar let wel: bereikt kan worden door het individu.

Misschien nóg aantrekkelijker is de bliss, de gelukzaligheid, die door weer andere leraren en leraressen zo verrukkelijk wordt uitgestraald en zo overtuigend gepropageerd. En ja, wie zou er nu niet willen zijn zoals zij? Liefhebbend en geliefd, het moet fantastisch zijn. Maar opnieuw: fantastisch voor het individu. Want we hebben het hier over de wereld van het individu.

Met verlichting heeft dit allemaal – gelukkig – niet veel te maken. Behalve dan dat ook onthechting en bliss verlichting zijn, net zo goed als de vele ‘negatieve’ emoties die door onthechting en bliss worden afgeweerd verlichting zijn. Er is alleen maar verlichting. En er is alleen eenheid. Of niets. Of hoe je het maar wilt noemen.

Voor het individu is het niet te bevatten dat zijn of haar emoties niet ter zake zouden doen, volstrekt onacceptabel ook. En bovendien aantoonbaar onjuist. Mijn emoties zijn juist van cruciaal belang in mijn leven en bepalen of ik gelukkig ben of niet. Maar wat voor het individu altijd onzichtbaar zal zijn is dat het individu niet bestaat. En dat daarmee de bodem onder iedere beleving van het individu wat betreft ‘mijn’ emoties en ‘mijn’ geluk wegvalt. Emoties kunnen opkomen (en dat doen ze voortdurend), maar het zijn niet mijn emoties. Want ik besta niet.

Dit zo te stellen kan verhelderend zijn, maar het kan ook precies de verkeerde kant op wijzen (niet dat er een verkeerde kant bestaat, maar toch). Het is niet zo dat er in verlichting een individu is dat geen emoties meer ervaart of in een permanente staat van gelukzaligheid verkeert. Dat zou de onthechting of de bliss zijn, waarvan hierboven sprake was. In verlichting is er geen individu, maar komen de emoties gewoon op en worden ten volle gevoeld. Maar niet door een individu en ze worden ook niet door een individu toegeëigend. En als er een beleving opkomt van toch wel degelijk een individu te zijn dat zich emoties toe-eigent, dan wordt ook dat ten volle gevoeld. Maar niet door een individu. Want het individu bestaat niet.

Dus als er een intense gelukzaligheid opkomt, dan is er die intense gelukzaligheid, maar er is geen individu dat gelukzalig is. En dit is niet het voorrecht van bepaalde vergevorderde of uitverkoren individuen, maar het is ge- woon altijd zo, of er nou een individu is (lijkt te zijn) wat zich het geluk toe-eigent of niet. En voor het tegenovergestelde van geluk is dat precies hetzelfde.

Het is om gek van te worden. En daarom is de vertrouwde rationele wereld waarin ‘ik’ gewoon besta en mijn best moet doen om met ‘de wereld’ in het reine te komen wel zo veilig. Totdat die misschien ‘op een goede dag’ ook niet meer zo veilig en vertrouwd is. En het plotseling niet meer zo’n gek idee lijkt om gek te worden.