Meister Eckhart versus advaita
Thuiskomen in dezelfde bron
Advaita is, net als zen, een directe bevrijdingsweg door middel van zelfrealisatie. Ooit was een dergelijke mysterieschool ook binnen het christendom aanwezig, met name in de laatmiddeleeuwse mystiek met Meester Eckhart (ca. 1260 -1328) als een van de belangrijkste boegbeelden. Meester Eckhart versus advaita benut beide bronnen en geeft richting aan een ieder die binnen de christelijke cultuur de directe godservaring niet meer weet te vinden.
C.B. Zuijderhoudt (1944-2013) werd aan het einde van WOII geboren. Zijn lange geestelijke zoektocht resulteerde naar eigen zeggen pas omstreeks de afgelopen eeuwwisseling in het herkennen van zijn wezenlijke natuur of, zoals het in bijbelse termen heet, de wedergeboorte. De advaita vedanta en zijn leraar binnen deze traditie speelden hierbij een doorslaggevende rol. Zuijderhoudt: ‘We zoeken doorgaans een soort bevrijding voor ons zelf en niet ván ons zelf. Wij zijn daarin onze eigen blinde vlek. Er is dan ook in de meeste gevallen een gids, een leraar voor nodig om die blinde vlek te doorzien en om ons te helpen alle concepten te passeren. Ik had zo’n leraar: Alexander Smit.’
Meister Eckhart versus advaita wisselt de christelijk mystieke invalshoek (voornamelijk Meester Eckhart) af met de advaitische filosofie van zelfrealisatie.
In beide benaderingen gaat het in essentie om de directe, pure ervaring. Door zijn aanpak maakt Zuijderhoudt duidelijk hoezeer beide wegen in essentie parallel lopen en hetzelfde doel beogen. Bovendien blijkt dat ze elkaar niet in de weg staan en in bepaalde gevallen samen tot een diepere beleving kunnen leiden dan ieder apart.
De tijdloosheid en culturele onafhankelijkheid van de diepste ‘Waarheid’ wordt door Zuijderhoudt treffend duidelijk weergegeven. Zevenhonderd jaar tijdsverschil wordt moeiteloos overbrugd en de tijdloze essentie kristalliseert zich glashelder uit.
‘Mijn belemmeringen op het mystieke pad, ontstaan door traditionele christelijke conditionering, heb ik durven loslaten door deze authentieke schrijver.’
‘Dit boek heeft beschreven wat ik heb kunnen ervaren door eerst te duiken in de advaita en daarna een tijd in de Christelijke mystiek terecht kwam.’
Lezersreacties op bol.com
Uit het boek:
Ondanks mijn teleurstelling dat het mij bekende christendom mij het ‘thuiskomen’ niet kon bieden, was er in mijn hart toch nog leven in haar wortels. Het nestgevoel beklijft lang. Na de start van mijn nieuwe leven begon ik dan ook te lezen in de tegenwoordig veel beter bereikbare christelijke mystieke literatuur en ik ontdekte dat de weg die ik uiteindelijk binnen de advaita traditie gegaan ben, min of meer gelijkluidend werd omschreven door wat wij de christelijke mystici noemen. Weliswaar verpakt in een volstrekt ander jasje, maar toch…
Vooral in de wezensmystiek van Meester Eckhart , een theoloog en mysticus uit de 13e eeuw van de Rijnlandse school, ontmoette ik mijn eigen ervaringen en omdat ik wilde weten waarom dat juist bij hem gebeurde, werd ik nieuwsgierig naar zijn achtergrond. Ik raadpleegde zijn hedendaagse commentatoren. In de weergave en exegese van Meester Eckharts werk door deze overigens zeer verdienstelijke auteurs, miste ik echter – anders dan bij zen en advaita – veelal de ondertoon van de eigen ondervinding van het fenomeen dat zij beschreven. Daaruit bleek mij opnieuw dat de rechtstreekse overdracht tot de ervaring van de Godontmoeting, de verlichting, zoals die plaatsvindt bij advaita en ook plaatsvond bij de mystiek van Meester Eckhart, in de loop der tijd verdwenen was uit het christendom. Zij was vervangen door theoretische beschouwingen daarover.
Het is met name betreffende dit onderwerp dat zelfs in het meest pretentieuze boek met de meest ingewikkelde en wetenschappelijke terminologie, het toch onmiddellijk traceerbaar is of de schrijver spreekt uit eigen ervaring, dan wel met geleende kennis werkt. In dat laatste geval is de schrijver als een blindgeborene die, na ernstige studie in zijn braillebibliotheek, de regenboog beschrijft. En precies dáár ligt ook het verschil tussen de theoloog en de mysticus. Een mysticus gaat niet af op horen zeggen, maar gaat inductief te werk vanuit zijn eigen ondervinding. Dit in tegenstelling tot de filosofen en theologen die vertrekken vanuit algemene principes. De mysticus belijdt echter niet wat hij van buiten geleerd of bedacht heeft, maar alleen dat, wat hij zelf is tegengekomen. Slechts de taal waarin hij zijn belevenissen omschrijft en die bij dit onderwerp vaak tekort schiet, heeft hij ooit van anderen geleerd. En juist omdat de mysticus het proces zelf heeft ondergaan, heeft hij authenticiteit.
Aurelius Augustinus zegt:
‘Wie zonder enige gedachte, zonder enige stoffelijkheid of begripmatige voorstelling innerlijk erkent wat geen uitwendig aanschouwen in hem heeft binnengeleid, weet, dat dit waar is (wat ik zeg). Wie dat echter niet heeft leren kennen, lacht en spot met mij en ik heb medelijden met hem. Maar dergelijke lieden willen eeuwige dingen en goddelijke werken aanschouwen en daarover oordelen en zij willen in het licht der eeuwigheid staan, terwijl hun hart nog dartelt in gisteren en in heden, in tijd en in ruimte.’
Om meteen maar een veel voorkomend misverstand uit de weg te ruimen: mystiek heeft niets te maken met verdienstelijkheid, een hoog moreel niveau of welke vorm van heiligheid dan ook. Een heilige is niet per definitie een mysticus, en mystici hebben niet speciaal een goed karakter of zijn uitzonderlijk sociaal en moreel voorbeeldig. En mystiek is zeker niet het koesteren van gemoedsaandoeningen of een ‘religie van het gevoel’, die vaag en mateloos grenzen uitwist.
Albert Schweitzer zei:
‘Mystiek is overal voorhanden waar een menselijk wezen de scheiding tussen aards en bovenaards, tussen tijdelijk en eeuwig als overwonnen beschouwt en, schoon nog in het aardse en tijdelijke verkerend, nochtans zichzelf ervaart als reeds tot het bovenaardse en eeuwige te zijn ingegaan.’
Anders gezegd: Een mysticus is hij die de eeuwige dingen beleeft en ondergaat temidden van dit tijdelijke bestaan.