Niets te geven, niets te nemen
Het lied van lege woorden
Voor iemand die zonder aarzelen iedere poging van de zoeker om de waarheid te kennen van tafel veegt, is het een wonder dat Karl Renz nog steeds meedraait. ‘Ik wil niets van je en ik heb je niets te geven. Niets te geven, niets te nemen. Hier vindt geen overdracht plaats. Wat-je-bent is compleet in zichzelf. Niets kan daaraan worden toegevoegd en niets kan daarvan worden weggenomen. Het absolute kan niet meer of minder absoluut zijn dan het al is.’
Zelfs doorgewinterde zoekers krijgen er maar geen genoeg van om naar hem te luisteren. Het is misschien door de onbevangenheid van zijn uitspraken en de ongedwongen en aanstekelijke manier waarop ze worden overgebracht, dat het intellect van de toehoorder gewoon wegzakt in het drijfzand van spontane lachsalvo’s. Doodserieus daagt hij je uit om het leven niet zo serieus te nemen.
Terwijl hij de zoeker onverbiddelijk trapt daar waar het het meeste pijn doet – in de kern van het weten zelf – lokt Karl een existentiële crisis uit. Wees dus niet verbaasd als zijn geouwehoer, zonder enige franje of intentie naar voren gebracht, je geest ineens lamlegt, alleen maar om – om het met de woorden van Sri Jñaneshwar te zeggen – ‘jezelf te zien zonder hulp van een spiegel’.