Sailor Bob Adamson
Leven en leer
Als matroos leidde Bob Adamson een turbulent en avontuurlijk leven op zee, met veel drank en vechtpartijtjes. Hierover verhaalt het eerste deel van Sailor Bob Adamson, leven en leer. Aan dit leven komt een einde als hij in een Indiaas winkeltje het boek I Am That van Sri Nisargadatta Maharaj vindt. Hij leest het en besluit direct vanuit Ganeshpuri, waar hij toen woonde, naar Bombay af te reizen. Het jaar daarop bezoekt hij Nisargadatta regelmatig, totdat Bob van hem te horen krijgt dat hij het begrepen heeft.
De tweede helft van het boek bestaat uit vragen en antwoorden tijdens satsang, interviews, en gedeeltes van lezingen. Wat Bob zelf ‘het begrijpen’ noemt, is niet iets zeldzaams, noch is dit exclusief voorbehouden aan een bepaalde spirituele elite. Het is het heldere zien dat voor iedereen die de moeite neemt om goed te kijken beschikbaar is. Bob nodigt mensen voortdurend uit om echt te zien en een ervaring te krijgen van hun ware natuur.
In het zien waarover hij spreekt, verliest het misleidende karakter van wat voor de werkelijkheid wordt aangezien zijn greep en valt er niets meer te doen. Voor wie echt ziet, eindigt de zoektocht en is er een intens gevoel van wat alleen maar omschreven kan worden als welbehagen – een totaal vrij zijn van iedere psychologische gebondenheid.
Sailor Bob is in zijn spreken net als Nisargadatta: direct, spontaan, informeel, en to the point.
‘Ik vind dit met name zo’n goed boek, omdat het een herkenbaar menselijk verhaal vertelt. Hieruit blijkt dat wat hij onderricht voor iedereen bereikbaar is.’
Michele L. Harvey op amazon.com
‘Een moderne klassieker over eigentijds non-dualistisch onderricht.’
Prusa Meji op amazon.com
Uit het boek:
Uit deel 2: De leer
Hebben jullie allemaal je ego buiten de deur gelaten? Het maakt het veel gemakkelijker als je dat doet. De meesten van jullie in de kamer zijn hier al eerder geweest, zodat je al aardig idee hebt waar het allemaal om gaat. Wij zeggen dat dit inzicht niet slechts voor de uitverkorenen is, het is ieders recht omdat het berust op zuivere eenvoud zelf – één zijn.
Hoewel beweerd is dat het heel moeilijk te verkrijgen is, is er in werkelijkheid niets eenvoudiger dan één. Dit inzicht is eeuwenlang doorgegeven – ver voor enige documentatie. Het was maar bij enkelen bekend en de reden daarvoor was dat gemeenschappen vrij geïsoleerd waren en de communicatiemiddelen beperkt. Daarom waren er maar enkelen die er van iemand ergens in een dorp over vernamen.
Niet iedereen wil naar deze dingen kijken en dat hindert niet. Zo zit iemand in elkaar en zo functioneert iemand. Toch, of hij er nu naar kijkt of niet, hij is Dat. Wat je zoekt ben je al. Het belangrijke woord, of Mahavakya, is: Ik ben Dat, dit is Dat, alles is Dat.
Maar wat is dit Dat waar men het over heeft? Het is iets dat je je niet kunt voorstellen. Je kunt er geen woord of naam op plakken. Door de eeuwen heen zijn er veel goede aanwijzingen geweest. Een van de boeddhistische is leegte waarnemen. Het is leegte, niet-iets; het is geen vacuüm of lege ruimte – het is vol van weten. Met andere woorden: vol van intelligentie – het actieve weten. Daarom gebruik ik soms het begrip ‘intelligentie-energie’ (…)
Er zijn vele metaforen voor die eenheid. Men noemt het ruimtelijk gewaarzijn, waarnemen van leegte, zuiver gewaarzijn, bewustzijn. De boeddhisten, die van de dzogchen geschriften, zeggen dat het niet-conceptueel, immer nieuw, zelfschijnend aanwezigheidsgewaarzijn is, alleen maar dit en niets anders. Goed beschouwd is dat een zeer accurate beschrijving van jou, hier en nu. Zonder ideeën zie je en weet je. Kun je zeggen dat zien, horen en functioneren een begin heeft? Kun je zeggen dat het een eind heeft? Kun je aanwijzen waar je begint te zien of waar je ophoudt te zien, of te horen? Het is dus altijd nieuw, zelfschijnend, zelfwetend. Je hebt geen ander zelf nodig om jezelf te kunnen vinden. Dat zou een onmogelijkheid zijn. We hebben een vals zelfgevoel geschapen en dan gaan we vanuit dat gezichtspunt proberen erachter te komen wat we werkelijk zijn. Toch is dat zelfweten voortdurend bij ons.
En je kunt je aanwezigheid niet ontkennen. Niemand kan zeggen: Ik ben niet. Ieder van ons weet: Ik ben. Maar het is niet die gedachte Ik ben waar we over praten, zo wordt het slechts door het denken vertaald. Dat gevoel van aanwezigheid, het gewaarzijn van aanwezigheid, vertaalt zich in de gedachte Ik ben. Dus je bent er voor de gedachte er is. Wanneer je het onderzoekt zul je het lichaam noch de geest vinden. Lichaam en geest zijn slechts een patroon of verschijning in deze leegte, net als de boom, de bloem, de wolk en al het andere.