Iedereen kent het dus, dat die zeldzame momenten van pure Vreugde van Zijn plotseling worden verstoord door gedachten waarmee we onszelf of een ander beschuldigen voor iets wat er is gebeurd. Hoe zou het zijn wanneer iemand absoluut zeker weet dat geen enkele handeling door iemand wordt verricht en dat alle handelingen slechts gebeurtenissen zijn die zich voltrekken?!
Hier gaat het over bij de geestelijke zoektocht. Leraren spreken wel over verlichting of Zelfrealisatie, maar wat betekent dit voor ons alledaagse leven? Niets, behalve wanneer Zelfrealisatie de vrede en rust van de wijze in ons dagelijks leven brengt.
Een wijze wordt een wijze genoemd omdat hij gegrondvest lijkt in vrede en rust, terwijl hij het gebruikelijke lijden en plezier onder ogen ziet dat hoort bij de door hem gekozen manier van leven, net als ieder ander. Een gewoon mens voelt zich om meerdere redenen tot de wijze aangetrokken. Het is duidelijk dat de wijze aan dezelfde pijnen en kwalen lijdt als hij en dat hij van dezelfde dingen kan genieten, maar wat er ook gebeurt, de wijze voelt zich altijd op zijn gemak bij zichzelf en anderen, terwijl een gewoon mens hunkert naar de vrede en rust van de wijze.
Wat betekent Zelfrealisatie voor een wijze? Zelfrealisatie betekent voor een wijze eenvoudigweg de realisatie – de absolute, volledige overtuiging – van de volgende woorden van de Boeddha: ‘Dingen gebeuren, handelingen worden verricht, maar er is niemand die iets doet.’ In het dagelijks leven luisteren zowel de wijze als de gewone mens wanneer iemand zijn naam roept. In beide gevallen is er dus sprake van identificatie met het lichaam en met de naam, alsof het om een van alle anderen afgescheiden entiteit gaat. Wat is dan het verschil tussen de wijze en een gewoon mens? Dat ligt in het feit dat de wijze weet dat er ‘dingen gebeuren, handelingen worden verricht, maar er is niemand die iets doet’, terwijl een gewoon mens ervan overtuigd is dat ieder individu zelf handelt en zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen.
Er is pas vrede en harmonie in het dagelijks leven van een mens wanneer hij de precieze, kernachtige uitspraak van de Boeddha begrijpt: ‘Dingen gebeuren, handelingen worden verricht, maar er is niemand die iets doet.’ Met andere woorden: iedere handeling is een gebeurtenis die overeenstemt met een universele wetmatigheid (die geen enkel mens ooit zal kunnen doorgronden) en niet iets dat door een individu wordt ‘gedaan’. Wie dit accepteert, zal ook moeten accepteren dat de mens een ander niet de schuld kan geven voor iets wat via een lichaam/geest-organisme gebeurt. Daarom hoeft hij zich ook niet schuldig te voelen over zijn eigen handelen. Hij hoeft zich niet te schamen of schuldig te voelen vanwege iets wat hij heeft gedaan. Ook kan hij een ander niet haten vanwege de dingen die hem laten lijden. Het gevolg is dat iemand die dit in zijn dagelijks leven kan accepteren, niet langer gebukt gaat onder schuld- en schaamtegevoelens, of onder haatgevoelens, boosheid, jaloezie of afgunst. Dan is hij gegrondvest in vrede en harmonie. Hij voelt zich voortdurend op zijn gemak bij zichzelf en anderen.
De volledige acceptatie dat er geen doener is die iets doet, is ten diepste gebaseerd op het inzicht dat het waarnemen in de zintuiglijke wereld een onpersoonlijke, noumenale functie is van de manifestatie van het waarneembare universum. Dit waarnemen is zuiver waarnemen omdat er niets wordt gezien en er niets (een object dat uitgaat van pseudo-subjectiviteit) is dat waarneemt. Er is dus geen object dat ook maar iets kan waarnemen. Hoewel we dit maar moeilijk kunnen accepteren vanwege onze langdurige en hardnekkige conditionering, blijft het feit dat wij als levende wezens objectief gezien niet meer zijn dan denkbeeldige droomfiguren. Alle verschijnselen zijn slechts verschijningsvormen in Bewustzijn. En alle kenmerken van levende wezens, de vorm, het waarnemingsvermogen, denken, voelen, enzovoorts, zijn slechts bewegingen in Bewustzijn, net als in een droom. Alle handelingen zijn bewegingen en alle gebeurtenissen zijn uitbreidingen binnen de ingebeelde structuur van ruimte en tijd; hierdoor kunnen we ze zintuiglijk waarnemen en in tijdsduur meten. Maar alles vindt plaats binnen Bewustzijn, precies zoals in een droom.
We moeten goed begrijpen dat Bewustzijn, waarin alles gebeurt zoals in een droom, de dromer is. Dit is het subjectieve en dynamisch waarnemende aspect van het statisch Bewustzijn. Het objectieve aspect is het element dat wordt waargenomen, gedroomd en onderscheiden. Dus de droom, oftewel de verschijnselen die zich manifesteren, doet zich voor in Bewustzijn. Hij wordt waargenomen en gekend in Bewustzijn en ook geïnterpreteerd door Bewustzijn door middel van de dualiteit die aan de basis ligt van ieder verschijnsel dat zich manifesteert: de subject-object relatie. We dienen voortdurend te beseffen dat deze dualiteit van de subject-object relatie slechts het mechanisme is, of het instrument (net als ruimte–tijd zelf) dat manifestatie mogelijk maakt – en natuurlijk is het een concept. Het gevolg is dat het waargenomene nooit iets anders kan zijn dan de waarnemer. Bewustzijn is het enige wat er is: niet-verbeeld en niet-gemanifesteerd zijn subject en object een onscheidbare eenheid, ze lijken slechts tweeledig en gescheiden wanneer ze worden verbeeld in de waarneembare wereld der verschijnselen.
Misschien dat dit alles duidelijker wordt en overtuigender klinkt wanneer we de droomtoestand onderzoeken. De personages die zich in een droom aan ons voordoen als echte, levende personen – waaronder wijzelf – die kunnen voelen en handelen, beschouwen we als we wakker worden als denkbeeldige personages zonder keuzevrijheid en vrije wil. In ons dagelijks leven denken wij dat we het subject zijn in onze relaties met anderen die we als objecten beschouwen, maar ook dit is slechts een droomleven dat in essentie niet anders is dan de persoonlijke droom. We zitten er volkomen naast als we denken dat we autonome en onafhankelijke entiteiten zijn die kunnen denken, kiezen en beslissen. Als we in alle rust terugblikken op een bepaalde periode in ons leven, zullen we er zeker achter komen dat de dingen die gebeurden een blauwdruk volgden van een overweldigende grootsheid waarin wij niet meer dan pionnen zijn, terwijl we destijds dachten dat we onze eigen keuzes maakten.
In het droomleven dat ons leven in werkelijkheid is, zijn alle personages slechts objecten in de dromende geest (dit is de inhoud van Bewustzijn). Dit gebeurt via een dualistisch proces dat we ‘causaliteit’ noemen. Behalve Bewustzijn kan er nooit een ander subject zijn, met als gevolg dat het object het subject is, dat het waargenomene de waarnemer is! Er is een interessant verhaal over de Chinese wijze Zhuang Zi. Op een ochtend zegt hij tegen zijn leerlingen dat hij droomde dat hij een vlinder was die in een tuin van bloem naar bloem fladderde en dat hij zich daar zorgen over maakte. Zijn leerlingen lachen en zeggen: ‘Het was maar een droom, meester.’ Waarop Zhuang Zi zegt: ‘Wacht even. Als je denkt dat er geen reden is om me zorgen te maken, dan heb je het mis. Ik ben nu wakker en in de war. Ik vraag me namelijk af: als Zhuang Zi kan dromen dat hij een vlinder is, waarom zou een vlinder dan niet kunnen dromen dat hij Zhuang Zi is? Wie is nu wie? Ben ik een vlinder die droomt dat hij Zhuang Zi is, of ben ik Zhuang Zi die droomde dat hij een vlinder is geworden?’
Als we op een zintuiglijke manier naar het droomleven kijken, blijkt het inderdaad slechts een verschijnsel in Bewustzijn dat wordt waargenomen en gekend door Bewustzijn. Zo bezien is het inderdaad een denkbeeldig verschijnsel, vergelijkbaar met een luchtspiegeling. Maar op een noumenale manier bekeken is de zintuiglijk waarneembare manifestatie niet alleen geen denken, maar omvat deze alles, aangezien alle essentiële onderdelen van de droom niets anders kunnen zijn dan de dromer zelf. Dit-wat-droomt, het subjectieve aspect van Bewustzijn, is inderdaad de droom en alles in de droom. Met andere woorden: de levende wezens die niet meer zijn dan zintuiglijk waarneembare objecten in de manifestatie, zijn in wezen het zuivere Subject, het Potentiële Plenum. Op zintuiglijk niveau lijkt het misschien een leegte gevuld met niets, die overblijft wanneer de in de dualiteit met elkaar verbonden tegenpolen hier volledig in opgaan. Dat wat in dit droomleven wakker wordt, is niet het object. Het ontwaken vindt plaats in de disidentificatie van de dromer met zijn object, in het verdwijnen van de illusie, het oplossen van de entiteit door de ontdekking dat datgene wat op een object leek in wezen het zuivere Subject is.
Zodra waarnemen wordt herkend als het objectieve, ofwel waarneembare, functioneren van het Subject, verdwijnt het pseudo-subject en wordt de ego-entiteit opgelost. Bij echt waarnemen worden verschijnselen niet langer als onze objecten gezien. Zodra we verschijnselen als onze objecten beschouwen, bouwen we een objectieve relatie met dingen en brengen we een tweedeling aan tussen subject en object, tussen ‘zelf’ en ‘ander’. Deze schijnbare scheiding is de oorzaak van veel menselijke ellende; we noemen het doorgaans ‘gebondenheid’. Noumenaal waarnemen is geen objectief maar subjectief waarnemen, we zien de verschijnselen als onszelf, waarbij we beseffen dat zowel het object als het subject slechts verschijningsvormen zijn. Echt waarnemen is dus niet langer conceptueel. We zien het zintuiglijk waarneembare universum zonder te vergelijken, zonder te kiezen, zonder te oordelen, zonder in een subject-object relatie verstrikt te raken.
Waarom is dit echte waarnemen zo belangrijk? Wat gebeurt er dan? Het antwoord is: niets gebeurt en alles gebeurt. ‘Niets’ omdat alles wat er gebeurt slechts conceptualisering is. Als dit stopt gebeurt er niets meer, behalve dat wij (als het subjectieve ‘ik’) zijn wat we waren ‘voordat we werden geboren’. ‘Alles’ omdat het niets van de waarneembare leegte in werkelijkheid de volheid van het waarneembare Potentiële Plenum is. Dus als het conceptualiseren, het verkeerde kijken, het naar-buiten-kijken stopt, dan blijft het naar-binnen-kijken, de bron van al het zien, over. Dit is niet het kijken van de entiteit, maar het zien van binnenuit, kijken vanuit de Bron, oftewel noumenaal kijken zonder entiteit.
Bij echt waarnemen ontstaat er een directe relatie tussen het noumenaal ongemanifesteerde en de zintuiglijk waarneembare manifestatie. De manifestatie kan tal van vormen aannemen, maar het substraat van allemaal is het Bewustzijn dat immanent in alle verschijnselen aanwezig is – zoals goud immanent aanwezig is in alle gouden sieraden, ongeacht hun vorm en naam. Van alles wat waargenomen wordt, wordt nu gezien dat het niet onafhankelijk van het noumenale Bewustzijn bestaat. Echt waarnemen is dus inzien, acceptatie op het diepste niveau, dat er geen onderscheid is tussen ons en het universum, tussen het gemanifesteerde en ongemanifesteerde, het tijdelijke en blijvende. Het is slechts een schijnbaar verschil. Terwijl dit onderscheid onverzoenbaar lijkt, net als het onderscheid tussen alle zintuiglijk waarneembare tegengestelden, verdwijnt het volledig wanneer er geen sprake is van conceptualisering, omdat ‘onderscheid’ zelf een concept is! Tijdens de diepe slaap is geen sprake van conceptualisering of van onderscheid en verschillen. Er zijn geen ingebeelde, waargenomen objecten en er is ook geen ingebeeld, waargenomen subject. Er is alleen maar noumenaal functioneren in de ene geest, zonder het dualisme van de gespleten geest.
In zijn statische toestand is het Bewustzijn in rust. Het hoeft niets waar te nemen of te kennen, omdat er geen manifestaties zijn. Wanneer er door beweging een manifestatie verschijnt met de bijbehorende conceptuele waarnemer, is er nog altijd niets anders dan Bewustzijn. Kort gezegd: of er nu sprake is van een waarneembare manifestatie (plus de conceptuele individuele waarnemer) of niet, het substraat van Bewustzijn is onafgebroken en onveranderlijk aanwezig.
Intuïtief kennen wij mensen de vrede en harmonie van de standvastigheid van ons basale, onveranderlijke Zijn. We ervaren het in de diepe slaap en op de zeldzame momenten waarop de geest stil en leeg is terwijl we wakker zijn. Door te bewegen zoekt hij echter tevergeefs naar die onbeweeglijkheid. Dit komt doordat hij zichzelf bij vergissing identificeert met zijn dynamische lichaamoperationele centrumgeest-organisme als een individuele doener.
De uitspraak van de Boeddha ‘samsara is dukkha’ – het leven is lijden – wordt vaak niet goed begrepen. Het wil zeker niet zeggen dat de mens geen vreugde en hoop op geluk kan ervaren. De Boeddha wil hiermee zeggen dat de mens niet van geluk kan genieten op het moment dat hij dit ervaart. Het lijden ontstaat doordat we onszelf uit het huidige moment sleuren om een denkbeeldig toekomstig geluk, dat ons steeds weer ontglipt, na te jagen.
De Boeddha zag zich genoodzaakt om leven gelijk te stellen aan lijden vanwege de volkomen normale ontwikkelingsfase waarin we ons leven leiden: onze relatie tot de buitenwereld. Onze manier van leven is niet zozeer het probleem, maar het gebrek aan inzicht in menselijke verhoudingen. Dit gebrek aan inzicht komt doordat we ons geluk laten afhangen van onze relaties, van wat we voor anderen doen en wat zij voor ons doen! We zullen ons geluk niet vinden in een bepaalde manier van leven, maar in het inzicht in wat ‘leven’ werkelijk is. We hoeven niet op zoek te gaan naar een oplossing voor het feit dat we niet gelukkig zijn of lijden, we dienen alleen maar te beseffen dat er in werkelijkheid geen probleem is. We beschouwen iets als lijden terwijl zoiets als lijden helemaal niet bestaat.
Wij zijn niet degenen die ons leven leven. Dit is de werkelijkheid op het niveau van de zintuiglijk waarneembare wereld. Het leven speelt zich af in miljarden dynamische lichaamoperationele centrumgeest-organismen. We hoeven alleen maar de toeschouwer te zijn van het schouwspel dat we leven en dood noemen. Wanneer je je ergens mee identificeert word je deel van het schouwspel. Omar Khayyam, de grote Perzische dichter die aan het einde van de elfde eeuw werd geboren, staat bekend om zijn uitgebreide zoektocht naar inzicht. In zijn beroemde gedicht Rubaiyat schrijft hij iets soortgelijks over het dagelijks leven:
De bal is niet voor of tegen,
maar gaat links of rechts waar de speler hem slaat;
en Hij die je het veld in slingerde
weet hoe alles zit – Hij weet, Hij weet!
De bewegende vinger schrijft en schrijft,
en geen vrome of spitsvondige gedachte
kan hem verleiden ook maar een zin te schrappen,
evenmin zullen al je tranen een woord kunnen wissen.
Op de Far Side-stripkalender staat een plaatje van de hel, waarop satan met een speer in zijn handen naar een rij langslopende mensen staat te kijken. Op de muur hangt de tekst: ‘Vandaag is de eerste dag van de rest van je leven.’ Het lijkt wel of satan er zeker van wil zijn dat wij mensen nooit in het huidige moment leven!
We ervaren dagelijks dat ons denken problemen kan creëren die zich misschien nooit zullen voordoen. Ze worden veroorzaakt door de denkgeest die uit het huidige moment wil vluchten omdat het huidige moment te saai is!! De geest verlangt naar de toekomst omdat hij die kan vullen met zijn eigen verlangens en angsten en haar zo interessanter kan laten lijken dan het huidige moment. Deze vlucht van de geest in de toekomst – in de vorm van hoop en blijde verwachting of zorglijke problemen – voorkomt dat we gegrondvest raken in de vrede en harmonie van het huidige moment.
Dit betekent niet dat je je niet moet bezighouden met praktische zaken die op het horizontale tijdlijn van verleden en toekomst spelen. De werkgeest houdt zich bezig met het vinden van oplossingen voor praktische problemen in het heden. Het is de denkgeest die in het verleden duikt of zichzelf in een onzekere toekomst projecteert en de efficiënte werkzaamheid in het huidige moment van de werkgeest onderbreekt. Je kunt dit alleen voorkomen door de denkgeest niet te voeden. We hebben het opkomen van gedachten niet in de hand, maar als we deze negeren en onze aandacht weer richten op het huidige moment, ontnemen we de denkgeest de voeding die hij nodig heeft voor zijn heerschappij over de horizontale tijd.
De denkgeest ontneemt ons in het dagelijks leven de essentie van het leven in het huidige moment. Hij voorkomt dat we kunnen genieten van de schoonheid en veelheid aan leven in het huidige moment. Wanneer je de volgende keer een bloem of insect ziet, kijk er dan met je volledige aandacht naar. Je zult verbijsterd tot het besef komen dat het onderscheid tussen de twee slechts een geconditioneerde reactie is en in werkelijkheid helemaal niet bestaat.
Wanneer je in vrede en harmonie gegrondvest bent, ben je ontspannen aanwezig en ondergedompeld in het gelijkmoedige licht van de Werkelijkheid. Tegelijkertijd geniet je van de verkoelende bries van de wereld van verschijnselen; je bent slechts getuige van het opkomen en verdwijnen van gedachten en gebeurtenissen in het dagelijks leven. Anderen hebben het zo uitgelegd dat je je dan nooit ongemakkelijk voelt bij je jezelf en bij anderen.
We zeggen steeds dat we in ons dagelijks leven het liefst gegrondvest willen zijn in vrede en harmonie. Maar wat bedoelen we eigenlijk met ‘ons dagelijks leven’? Wanneer we onze gedachten hierover laten gaan, wordt het al snel duidelijk dat het concept van tijd aan de basis van het leven ligt. Het idee en de ervaring dat er een begin, midden en einde is, dat er sprake is van een reis die begint met een wens of verlangen, gevolgd door pogingen om deze te realiseren, om zo ons doel te bereiken (of niet). Dit proces passen wij als individu op alles in ons leven toe. We moeten iets doen, iets bereiken en iets worden. Door het concept ‘tijd’ en het verloop van de tijd, ontstond het idee dat er een doel is, dat we moeten investeren, ons moeten inspannen en dat we vervolgens een resultaat van deze inspanningen mogen verwachten. Het is duidelijk dat ons hele dagelijks leven hierop is gebaseerd. Dit begint als we naar school gaan en vervolgens naar de universiteit om ons diploma te halen. We worden verliefd, trouwen en stichten een gelukkig gezin. Ondertussen doorlopen we een hopelijk ‘succesvolle’ carrière, alweer met een begin, midden en einde.
Het dagelijks leven is dus in feite gebaseerd op tijd–doel–inspanningen– verwachtingen. Succes betekent geluk, falen betekent frustratie en ongeluk. Dit hele proces is gebaseerd op iemands persoonlijk handelen, wàt het doel en de verwachtingen ook mogen zijn. Vanaf dag één zijn we geconditioneerd om te geloven dat ‘we oogsten wat we zaaien’. Ons geloof in de eerlijkheid van het leven die uit dit gezegde spreekt, wordt danig op de proef gesteld wanneer steeds weer blijkt dat het niet waar is. En toch blijven we maar vertrouwen op onze persoonlijke inspanningen.
Dit blinde vertrouwen op onze persoonlijke inspanningen passen we toe op bijna al onze doelen en alles wat we willen bereiken. Ook op onze spirituele doelen, waarbij het niet uitmaakt of we een westerse of oosterse achtergrond en conditionering hebben. Beide zijn gebaseerd op persoonlijke inspanningen; erfzonde, bidden, biecht, berouw, vergeving, communie en zuivering in het Westen, of het herhaling van een stotra, Gods naam (japa), erediensten in verschillende tempels en ashrams, mediteren, vastendagen en verschillende andere oefeningen in de oosterse traditie.
Doelstellingen, inspanningen, hoop en geloof worden een bron van inspiratie. Maar als we deze waarden nastreven, zijn we ons meestal niet bewust van de hiermee samenhangende tegengestelden die er onlosmakelijk mee verbonden zijn: hopeloosheid, verwarring, falen en frustratie. Het gebruikelijke resultaat van iemands persoonlijke inspanning is daarom doorgaans: succes, opwinding, trots, óf: falen, frustraties, schuldgevoelens. Wat spijtig is aan dit hele proces is dat het basale beginsel van iedere religie totaal wordt vergeten- doordat we alles laten afhangen van onze persoonlijke inspanningen – namelijk: Uw wil geschiede; Insjallah; Gij zijt de Doener en Gij zijt de Waarnemer.
Ramesh Balsekar in Vrede en harmonie in het dagelijks leven