–
‘Alle materie die we zien
is stervende creatie.’
‘Alle materie die we zien
is stervende creatie.’
English
If you ask a Zen monk: ‘Does a dog have a soul?’ he gives no answer. And if you ask: ‘Doesn’t he have a soul?’ he gives no answer and then you keep looking at him and then, at a certain moment, he says: ‘Mu’. That you see, is the essence. (…) Mu is really the liberation from all psychoses. Because if there’s a tension, then it’s usually between two opinions. You think someone isn’t doing something right and then that builds up inside you, until you start finding what that person does is incredibly annoying. And then, at a certain moment, I look deep into myself (…) and then I always find out that I myself am to blame. I myself am to blame for everything and as soon as that’s dawned, then the Mu dawns again too.
Anton Heyboer was born on the small island of Pulau Weh in the north of Sumatra as the son of a Dutch mechanical engineer and a schoolteacher. Five months after Anton was born, the family moved to The Netherlands, where they eventually settled down in Haarlem before the outbreak of WWII. Like his father Anton was trained to become a mechanical engineer.
In 1943 he was conscripted for work service in Germany and spent seven months in the hard labor camp of Prenzlauer Berg in Berlin, where he became seriously ill, an episode that would have strong influence on his later art.
After seven months he returned to Haarlem where he lived with his parents until the end of the war. In 1950 Anton married Elsa Wijnands. They had a son but separated after their marriage broke down in 1953.
In 1951 Anton was so struck by a dying cat that he was overcome with feelings of loneliness. He admitted himself to the psychiatric hospital in Santpoort. This period was another important turning point in his development as an artist.
In 1961 he moved to a farmhouse in Den Ilp, a village north of Amsterdam. There he lived, first with three, and later on with five wives. Heyboer did a lot of sketching, painting and etching. Worn materials, de laws and cruel beauty of nature and the innocence of a child or animal, were the things he worked with. He used metal because it’s so unmanageable and coarse tools used in rough trades. He banned everything that stood between him and his work out of his life. For Anton that was the only way. His wives took care of the business side of things.
Anton liked kicking against the establishment. A thing, work of art or a human being is, according to Anton, only than alive when it/he has been through a lot and wears the scars of a life lived. He thought the same is true for society as a whole; there should always be room for the unusual, the weird, the raw. He always went against the commonly accepted customs, habits and traditions. Of course he quite often hurt himself doing this, but he couldn’t care less: rather an absurd life full of risks, than drawing between the lines, because that’s where death rules.
In the 1960s, Heyboer’s art began to receive international recognition. He was a loyal client of the Galerie Espace and participated in various exhibitions recommended by them. He showed works in the Documenta 2, 3 and 4 in Kassel, in the 1950’s and 1960’s, each in the department of graphic arts. In 1962 he received the Ohara Museum Prize in the 3rd International Biennale of Prints in Tokyo, Japan, and in 1964 the “Accademia Fiorentina delle arte del disegno” of Florence made him “Academico Onorario classe incisione”.
In 1984 Anton Heyboer broke with Espace and the entire establishment of museums and the art market in general. He felt that his work was overpriced and felt constricted by rules about how many prints he was allowed to make from an etching. He wanted to shake up the art world and the lives of contemporary artists and desired to enable the public to experience art as a part of daily life. He secluded himself in Den Ilp, where he lived and worked until his death.
On 10 April 2002 he was awarded the honorary title Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Anton Heyboer died in his sleep at the age of 81 on his farm in Den Ilp.
Nederlands
Als je aan een zenmonnik vraagt: ‘Heeft een hond een ziel?’ dan geeft hij geen antwoord. En als je vraagt: ‘Heeft hij geen ziel?’ dan geeft hij geen antwoord, en dan blijf je hem maar aankijken en dan, op een gegeven moment, zegt hij: ‘Mu’. Dat is dus de essentie. Een Mu is (…) eigenlijk de redding uit alle psychosen. Want als er een spanning is, dan is dat meestal tussen twee meningen. Je vindt dat iemand iets niet goed doet en dan groeit dat in jezelf uit, totdat je het heel vervelend gaat vinden wat die ander doet. En dan, op een gegeven ogenblik, steek ik de hand in eigen boezem (…) en dan kom ik altijd tot de ontdekking dat ik zelf de schuld ben. Ik ben overal zelf de schuld van en zo gauw als dat ingetreden is, dan treedt ook het Mu weer in.
Anton Heyboer (1924-2005) werd geboren te Sabang, op het Indonesische eiland Pulau Weh ten noorden van Sumatra, als zoon van een werktuigbouwkundig ingenieur en een onderwijzeres. Vijf maanden later verhuisde het gezin naar Nederland, waar het zich na enkele omzwervingen nog voor de Tweede Wereldoorlog in Haarlem vestigde. Anton werd net als zijn vader opgeleid tot werktuigbouwkundige.
In 1943 werd hij door de Duitsers opgepakt in het kader van de Arbeitseinsatz, maar zeven maanden later keerde hij weer doodziek terug naar Haarlem. Na de oorlog trouwde hij met Elsa Wijnands. Ze kregen een zoon, maar na drie jaar ging het paar alweer uit elkaar.
Na een verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis Santpoort te Bloemendaal, vestigde Heyboer zich in 1961 in een boerderij in Den Ilp. Hij leefde daar aanvankelijk samen met drie en later met vijf vrouwen. Heyboer tekende, schilderde en etste. Geleefd materiaal, de wetten en wrede schoonheid van de natuur, de onschuld van het kind of het dier werden het materiaal voor zijn kunst. Hij gebruikte metaal omdat het weerbarstig was en hij werkte met grof gereedschap uit harde beroepen. Alles wat tussen hemzelf en het werk zou kunnen staan, bande hij uit zijn leven, hij kon niet anders. Zijn vrouwen verzorgden de verkoop van zijn werk.
Anton schiep er altijd een groot genoegen in, om de gevestigde orde op zijn kop te zetten. Net zoals een ding, een kunstwerk, of een mens in zijn ogen pas leeft als het/hij veel heeft meegemaakt en daar de sporen van draagt, zo leefde voor hem ook de maatschappij alleen als ook het ongewone, gekke of rauwe er een plaats had. Hij deed niets zoals het hoorde. Daar beschadigde hij zichzelf ook vaak mee, maar dat kon hem niet schelen. Liever absurd leven met alle risico’s van dien, dan netjes binnen de perken blijven, daar heerste voor hem de dood.
In de jaren zestig kreeg Heyboers werk internationale aandacht. Zijn werk hing regelmatig bij Galerie Espace in Haarlem en daarnaast op de afdeling grafische kunst van de tentoonstellingen documenta 2, documenta 3 en documenta 4 in het Duitse Kassel. In 1962 ontving hij de Japanse Ohara-museumprijs en in 1964 benoemde de Accademia Fiorentina delle arti del disegno in Florence hem tot ‘Academico Onorario classe incisione’.
In 1984 verbrak Heyboer de banden met Espace. Hij ging doelbewust in tegen de kunsthandel en tegen musea. Hij probeerde ze wakker te schudden omdat hij vond dat kunst deel van het leven moest zijn, en niet iets om tegen op te kijken. In zijn huis in Den Ilp werkte hij afgezonderd en onafgebroken verder aan zijn kunst.
Hij leefde zo hevig, dat hij zichzelf uitputte. Hij werkte hard en lang. Als hij niet kon creëren had het leven voor hem geen zin. Op 10 april 2002 werd Heyboer Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij overleed in zijn slaap op 81-jarige leeftijd in zijn boerderij in Den Ilp en werd enkele dagen later begraven in het nabijgelegen Purmerland.
Boeken