–
‘Ik weet niks, maar dat weet ik wel verdomd zeker.’
‘Ik weet niks, maar dat weet ik wel verdomd zeker.’
Jan van Delden (Den Haag, 1951) was de rechterhand van de Nederlandse leraar Wolter Keers. Die op zijn beurt een leerling was van Ramana Maharshi en Krishna Menon, twee van de belangrijkste vertegenwoordigers van advaita-vedanta – de leer van het non-dualisme – in het India van de eerste helft van de vorige eeuw.
Van Delden groeide op als een woordblind bleekneusje in een bloemistengezin in de Haagse Spoorwijk. Als kind al mat hij zich het ideaal aan om als Zorro de wereld te verbeteren. Datzelfde idealisme deed hem uiteindelijk als maatschappelijk werker belanden in het open jongerenwerk voor de jeugd in de wijk waar hij was opgegroeid, maar die toen midden in de jaren zeventig verworden was tot een van de meest problematische achterstandswijken van Nederland.
Hij dronk, rookte en werkte zich letterlijk bijna dood, en bleef tegelijkertijd zoeken naar de diepere zin van het leven. Hij werd een fanatieke yogabeoefenaar en zwoor lange tijd drank, sigaretten en seks rigoureus af. Totdat hij aan het eind van de jaren zeventig op een lezing van Wolter Keers belandde. ‘Hoe komt het dat ik niet weet wat liefde is?’ vroeg hij de gepensioneerde topambtenaar van de EEG, die in zijn vrije tijd Advaita onderricht gaf. ‘Omdat liefde het enige in de wereld is dat je nooit kunt vinden. Dat ben je,’ antwoordde Keers.
Vraag en antwoord smeedden een onvoorwaardelijke vriendschap tussen de erudiete Keers en de onvervalste Hagenees, die al gauw zijn rechterhand en manusje van alles werd. In de aanloop van de jaren tachtig ontdekte Van Delden de eenvoud van zijn ware natuur. Na de dood van Keers in 1985 dacht diens omgeving dat Jan zijn werk voort zou zetten, maar hij trok zich terug. Tegen het eind van het millennium stelde hij zich beschikbaar om aan zoekers door te geven wat hij zelf ‘gratis en voor niets’ had gekregen. Sindsdien geeft Jan lezingen en cursussen in Nederland en Frankrijk.
Boeken