Lenie van Schie is senior student in de Diamantbenadering, GZ psycholoog en auteur van het boek Langs de weg van het hart. In dit artikel schrijft ze over het boek Non-duale Liefde van A.H. Almaas.
Het AL is een op zichzelf staande grootheid, het Ene dat in zichzelf geen vorm heeft, maar elke vorm kan aannemen. Zonder die Grond, buiten die Grond, kan er niets bestaan. Die werkelijkheid noemen we non-duaal. Een non-duale werkelijkheid die zich voordoet in tal van verschijningen.
Het hart centraal
In het recent verschenen boek van A.H. Almaas, Non-duale liefde, staat het hart centraal en ligt de focus op liefde. Het is niet zomaar ‘een liefde’. Almaas bespreekt hier de liefde die alom aanwezig is, die alles doordringt, die geen grenzen kent en zich door niets laat tegenhouden. Er zijn andere namen voor deze liefde: goddelijke liefde, universele liefde of grenzeloze liefde.
Het begrip non-duaal gaat over grenzeloosheid. Letterlijk betekent het: niet twee. Ons dagelijks leven speelt zich af in een wereld van tegenstrijdigheden, een wereld van dualiteit. Non-dualiteit verwijst naar de eenheid die elke scheiding, elke dualiteit doordringt. In de Diamantbenadering, de spirituele school waarvan Almaas de grondlegger is, worden in deze onderliggende eenheid een aantal dimensies onderscheiden, zoals pure aanwezigheid en het naamloze. Goddelijke liefde is voor velen onder ons de meest toegankelijke, omdat liefde het gemakkelijkst herkenbaar is. Liefde is zacht, kent een zekere zoetheid en dringt gemakkelijk door elke begrenzing heen.
Het boek Non-duale liefde is een neerslag van een retraite die Almaas vijfentwintig jaar geleden leidde en is door een van zijn studenten beluisterd en in schrift uitgewerkt. Dat materiaal is geredigeerd, maar het vraagt mogelijk hier en daar wel wat van de lezer. Laat je niet ontmoedigen, regelmatig komt Almaas terug op wat hij eerder uitlegde en wordt het ineens helderder. Hij benadrukt zelf vaak dat je niet alles hoeft te begrijpen, dat de transmissie ook belangrijk is.
Wat betekent het voor het individu om de dimensie van non-duale liefde toe te laten in het bewustzijn? Het is deze vraag die centraal staat in dit boek en in elk hoofdstuk wordt hij op een wat andere manier benaderd.
Individueel en non-duaal bewustzijn
Het individuele bewustzijn, lezen we in hoofdstuk 1, vormt onze subjectiviteit en is de drager van onze ervaring en perceptie: het bewustzijn binnen tijd en ruimte. Het non-duale bewustzijn is tijdloos en ruimteloos. Hier ontstaat een fundamentele verschuiving van perceptie. De ervaring van de goddelijke realiteit, hier de goddelijke liefde, vraagt van ons niet het opgeven van het ‘ik’; het vraagt het opgeven van het ‘mijn’, van ‘mijn’ ervaringen, het opgeven van de subjectiviteit. Het erváren van het Goddelijke, van het non-duale, het tijdloze, is een begin. Uiteindelijk gaat het om de realisatie van die werkelijkheid, het besef dat jij dat bent. Wij mensen hebben de neiging om ons te hechten aan ervaringen en die als ‘de mijne’ beschouwen. We willen haar vasthouden. Maar de werkelijkheid is voortdurend in beweging. Vasthouden brengt ons in de duale staat van het ego.
In de volgende hoofdstukken beschrijft Almaas het ego-principe in relatie tot non-dualiteit. Om de non-duale werkelijkheid te leven, moeten we niet alleen de gehechtheid opgeven, ook het besef een entiteit te zijn, een afgescheiden eenheid, is vanuit het perspectief van de non-dualiteit een illusie.
Essentie in de duale wereld
Het pad dat in de Diamantbenadering is neergelegd begint in de duale wereld en brengt de student stap voor stap in contact met Essentie. In de duale wereld manifesteert Essentie zich in specifieke kwaliteiten die voor ons direct herkenbaar zijn. Zo is er Compassie, Kracht, Nieuwsgierigheid, Versmeltende Liefde en Wil. In de ego-persoonlijkheid zijn al die kwaliteiten versluierd aanwezig; Kracht is aanwezig in woede en frustratie en Wil in verzet en koppigheid. Door deze aspecten uit te werken – de Diamantbenadering maakt hiervoor gebruik van de psychologie – komen die kwaliteiten, Almaas noemt ze in dit boek menselijke eigenschappen, vrij.
Ontwikkeling van de ego-persoonlijkheid
De ego-persoonlijkheid ontwikkelt zich gedurende de eerste vijf-zes levensjaren. We leren wat er van ons wordt verwacht, hoe we ons horen te gedragen, welke emoties niet wenselijk zijn en met welk gedrag we waardering krijgen. Dit alles vindt plaats in een open veld van gewaarzijn: de ziel, die door al deze ervaringen wordt beïndrukt. Zo ontstaat er in de ziel een structuur – de ego-persoonlijkheid – die bestaat uit patronen, gewoonten en onverwerkte ervaringen, waarmee we ons gaan identificeren.
Als we geboren worden, zijn we één met Essentie. Almaas noemt dat wel de primaire realisatie. Maar we wéten niet dat we Essentie zijn en als we een jaar of vijf zijn, ervaren we de beelden over onszelf en de wereld om ons heen veelal als de enige realiteit.
“We zitten min of meer gevangen in de duale wereld en nemen de werkelijkheid waar in en door concepten.”
De ontwikkeling van een ego-persoonlijkheid is een functionele, noodzakelijke en natuurlijke ontwikkeling, maar ze is dus beperkt. Ze kent tal van patronen, gedrag waarin we ons aanpassen aan, verzetten tegen of ons terugtrekken van onze omgeving. Onderliggend zijn er tal van gevoelens zoals woede, frustratie, verzet, verdriet en er is angst. Angst om gezien te worden in wie we zijn, of omgekeerd, niet echt te zijn. Als we ons gedrag en deze gevoelens onderzoeken en in verband brengen met wezenlijke kwaliteiten van Essentie, kunnen de emoties transformeren – woede wordt Kracht en eenzaamheid een poort naar de ervaring van Al-Een zijn. Compassie, Kracht, Wil, Nieuwsgierigheid, al deze kwaliteiten, raken geïntegreerd in het dagelijks functioneren en relateren.
Essentie als Bron
Dan komt gemakkelijk de vraag op waar die kwaliteiten vandaan komen, en die vraag brengt ons bij de Bron, bij het Zijn dat alles doordringt. Dat te beseffen vervult het hart, bevrijdt de ziel en geeft ruimte in het lichaam. In contact met de liefde is er die zoete kwaliteit die dat in de steek gelaten deel van ons doordringt, en we gaan beseffen dat Essentie ons nooit in de steek heeft gelaten, want dat is wat we zijn. Alom is er zachtheid en zoetheid en er ontstaat vrijheid van het lijden. De pijn is er, het geweld en het lijden, ze zijn er, maar de liefde doordringt dat alles. Angsten en conflicten verdwijnen en er ontstaat een verlangen naar de vrijheid van zorgen. Dat weerspiegelt het verlangen naar de pure liefde. Hoe meer deze pure liefde in je doordringt, hoe kleiner je zorgen.
Een afgescheiden entiteit
De grootste belemmering voor non-duale liefde – en voor elke ervaring van non-dualiteit – is het idee dat wij een entiteit zijn, een afgescheiden eenheid. Dat idee ontstaat in onze allervroegste jeugd, waar we onze lichaamsgrenzen en daarmee onze lichamelijke realiteit voor het eerst ervaren. Onze identiteit is daar direct aan gekoppeld. Maar in wezen zijn wij het Goddelijke licht. Als we dat beseffen, zijn we ruimte, grenzeloos, kunnen we onszelf waarnemen in hoe we handelen, lopen, worden we de getuige.
Wat belemmert ons hier? Almaas maakt gebruik van een personage uit Star Wars om dat te illustreren: Jabba de Hutt. Jabba is dik en groot, hij wil eten, drinken, macht hebben; hij wil bediend worden. Het is de wereldlijke begeerte, de hebzucht in ons die ons gevangen houdt in de wereld van de materie en we hebben allemaal een Jabba of Jabette ergens in onze realiteit. Dat is het gevolg van de manier waarop de ziel reageert op de wereld als ze haar contact met Essentie verloren is. Zoals we zagen gebeurt dat door onze identificatie met de beelden van onszelf en met die van de buitenwereld.
“We kijken naar de wereld vanuit de concepten die we op onszelf en de wereld plakken.”
We zien een conceptuele werkelijkheid die bestaat uit objecten, en hoe we naar die werkelijkheid kijken wordt in hoge mate bepaald door de manier waarop we opgroeiden. Het is echter ook een illusie als we denken dat die materiële wereld leeg zou zijn. Het zijn de beelden die leeg zijn. Als we de onbegrensde dimensie van Zijn begrijpen, gaan we zien dat de wereld waarin we leven in feite een uiting is van de zuiverheid van Zijn. Elk lijden, ook dat wat we kwaadheid noemen, is een uiting van goddelijk zijn, van liefde.
Een relatie met ‘God’
In hoofdstuk 8, 9 en 10 verlegt Almaas het perspectief. Hier kijken we niet langer vanuit de die allesdoordringende eenheid naar de werkelijkheid. Hier krijgen we te maken met een persoonlijke ‘God’ en komt ‘het ik’ als persoon, als subject, terug – een religieuze ervaring. De ziel heeft, aldus Almaas, een aangeboren neiging om dingen te verpersoonlijken. Dat is iets wat we terugzien bij de drie westerse godsdiensten. Hier ontvouwt zich het pad van devotie. In het christendom werd ‘God’ een man op een troon, in oudere culturen werd ‘God’ als vrouw belichaamd. Hier komt de relatie terug, de relatie tussen ‘God’ en de mens.
In hoofdstuk 1 kwam ook een dergelijke relatie naar voren. In de introductie van de grenzeloze dimensie beschrijft Almaas Essentie als een fundamentele welwillendheid, een voelbare goedheid die vergelijkbaar is met het positieve effect van het zonlicht: ‘levend daglicht’. Het is als een zachte koestering die ons omhult, als een holding environment – een omgeving die ons verzorgt, voedt, draagt, omhult – die ons een gevoel van basisvertrouwen geeft.
De omgeving in onze kindertijd is ook een holding environment. We worden erdoor beïnvloed, ze vormt ons ego, ons zelfbeeld en beelden van de omgeving, onze objectrelaties. De relatie met ‘God’ is beïnvloed door onze vroege objectrelaties, en in het onderzoek naar onze relatie met ‘God’ komen we die tegen. Onze vroegste relatie is veelal die met onze moeder.
Persoonlijke ervaring
Almaas deelt hier zijn eigen ervaringen, zijn spirituele pad verliep andersom. Allereerst was in hem een zuivere herkenning van Essentie als aanwezigheid, als ware aard en zijn, en later kwam daar het besef van een persoonlijke relatie met het Goddelijke uit voort. Velen onder ons ervaren eerst die relatie met ‘God’, met het licht, met iets dat ons draagt, omhult. Een mannelijke god of moeder aarde. En we krijgen hier te maken met alle objectrelationele projecties die daarbij komen kijken voordat je de ware aard gaat ervaren, en uiteindelijk begin te beseffen dat jij dat Bent, een mystieke ervaring.
Een pad van devotie
In de objectrelatie met de vader kun je van positie wisselen. Je kunt van jezelf naar ‘God’ kijken, maar hoe is het om de positie van ‘God’ in te nemen en naar jezelf te kijken? Wat zie je dan?
“Een relatie met het Goddelijke zal je uiteindelijk nederigheid brengen.”
De verschillende kwaliteiten van Essentie, zoals Liefde, Kracht en Wil die actief zijn in het ego, dunnen die structuur uit; overtuigingen, neigingen, identificaties beginnen op te lossen. De relatie met de Goddelijkheid vraagt nederigheid, overgave. We kunnen dat niet alleen; de Goddelijkheid reikt ons een hand, laat licht stralen in onze persoonlijkheid, er is grace, ‘genade’. Daar kunnen we alleen op vertrouwen als we ervaren of geloven dat Goddelijk Zijn liefde is en van ons houdt.
De innerlijke gids
Wat is die genade eigenlijk? Als we naar ons leven kijken, zien we tal van moeilijkheden, lastige en pijnlijke gebeurtenissen. Het zijn allemaal ervaringen, en die ervaringen doemen op op ons pad, ze dienen zich aan ons aan en we moeten ermee dealen. Veel van die moeilijkheden, zegt Almaas, zijn een verborgen zegen. Ik noem ze graag ingepakte cadeautjes. Het pakpapier ziet er meestal niet aantrekkelijk uit en het liefst willen we die cadeautjes direct wegdoen, maar in die cadeautjes zitten wonderbaarlijke delen van onszelf verborgen, aspecten die zich hebben teruggetrokken en wachten op bevrijding. Het onderzoeken en doorleven van die ervaringen brengt ons groei. Om al die moeilijkheden als cadeautjes te gaan zien, ze welkom te heten, daarvoor hebben we eigenlijk al genade nodig, een gevoel van vertrouwen dat we hierdoorheen komen. Is dat vertrouwen die spreekwoordelijke hand van ‘God’? In de Diamantbenadering heet die hand de diamanten leiding, een innerlijke gids. Niet alleen wil onze ziel die weg vinden, aan de andere kant staat ‘God’”, die wil dat wij de weg naar onze diepste aard ook werkelijk vinden. We moeten er wel wat voor doen. De belangrijkste houding is de liefde voor de waarheid. En natuurlijk is er beoefening, meditatie, zelfonderzoek, studie.
Durven niet te weten
Almaas beschrijft hoe vaak hij daarmee ook vastliep, het niet meer wist, gefrustreerd raakte tot hij ten diepste kon erkennen dat hij ‘het’ niet wist, dat hij hier hulpeloos was. En hoe er dan iets openging, iets verschoof. We spreken over overgave, maar het ‘ik’ kan zich niet overgeven. Het ‘ik’ kan ook niet loslaten. Overgave gebeurt als je ten diepste je hulpeloosheid durft toe te laten. Dan ontstaat er ruimte waardoor het licht kan schijnen. Dat licht, de bron, Zijn, de onbegrensde realiteit is altijd aanwezig, en ze is liefde. Kunnen we in de wereld zijn zonder van de wereld te zijn; in de wereld zijn, en tegelijkertijd de bron niet vergeten? Hier ligt ook een uitdaging: we zijn de bron én tegelijkertijd is dit alles een geschenk. In het basisvertrouwen kan deze realiteit zich manifesteren, het is de erkenning dat we ook beperkt zijn, hulpeloos, én tegelijkertijd niet verloren.
“De ontvangst van de genade, van de zegen, is wat tot overgave en transformatie leidt. Het pad van devotie is ook een weg naar zelfrealisatie.”
Ten slotte
Er zijn verschillende paden die leiden naar de realisatie dat God, Essentie, Zijn, dat jij dat zelf bent. Voor sommigen onder ons is de non-duale werkelijkheid een vanzelfsprekende realiteit. Dan kan het moeilijk worden om de fysieke werkelijkheid niet te zien als een illusie. Voor anderen begint de weg naar de ervaring van non-dualiteit in de duale werkelijkheid. Toen ik mijn retraites over non-duale liefde aangeboden kreeg, zat ik al een jaar of vijftien in de Diamantbenadering. De bestudering van dit boek, vijf jaar later, brengt weer nieuwe inzichten en ervaringen over non-dualiteit.
Vanuit welk perspectief je dit pad naar zelfrealisatie ook betreedt – en hierin heb je niet echt een keuze, het dient zich namelijk in jou aan – het is een proces van groei en ontwikkeling.
Het eerste boek van Almaas in deze serie Love unveiled, is helaas nog niet vertaald. In dat boek maak je kennis met drie specifieke kwaliteiten van liefde. Laten we hopen dat Samsara dat boek ook snel in vertaling uitbrengt.
Lenie van Schie werkt als GZ-psycholoog en coach vanuit een lichaamsgerichte en spirituele achtergrond. Ze is opgeleid in onder meer de humanistische psychologie en de lichaamsgerichte psychotherapie, en heeft zich verdiept in het sjamanisme en de westerse mystiek. In de Diamantbenadering, een contemporaine spirituele school van A.H. Almaas, vond ze de visie en aanpak die aansloten bij haar innerlijke pad. Ze volgde hier ook de lerarenopleiding.
Eerder verschenen van haar Leven in beweging en Het andere leven van Jezus van Nazareth.
Geïnteresseerd?